In het gezelschap van onder meer een kabinetsmedewerker, een
vastgoedmagnaat, een poolreiziger, een zieneres beleeft en herbeleeft de lezer
van Een bepaalde dag in het leven van iedereen, de debuutroman van Stijn
Vranken, wat op 14 februari 1990 gebeurd is, of op zijn minst: had kunnen
gebeuren. Negen in wezen totaal verschillende situaties met personages die
ogenschijnlijk niets met elkaar te maken hebben vormen het kader waarbinnen
Vranken met een ongeremde fantasie zijn wereld-van-mogelijkheden creëert.
Als er in dit moderne
Elcerlyc-verhaal dan toch sprake mag zijn van een of ander ordenend principe,
dan is het die ene datum waarop wordt gefocust: 14 februari 1990. Als Vranken
het heeft over de ruimtereis van de Voyager, dan past dit perfect in het
plaatje. Idem dito de mondiale problemen die watergigant Perrier overrompelden
toen benzeen werd teruggevonden in de flesjes en die wereldwijd uit de rekken
gehaald moesten worden… Dat Vranken dan ook nog eens kopieën van
krantenartikels in zijn teksten opneemt – zo is er een bijdrage uit The New
York Times van 14.02.1990 naar aanleiding van het bezoek van president Bush
aan Colombia – , moet, zonder dat de lezer ook voor de volle honderd procent
weet dat het om echte artikels gaat, de ‘waarheid’ van de verschillende
verhalen in perspectief plaatsen.
De lijn tussen fictie en
werkelijkheid is een schijnbaar achteloos getrokken krijtlijn, die zomaar
weggeveegd zou kunnen worden. Zo spelen in ‘de zieneres’ de droomreizen een
wel erg bepalende rol. Eens je als lezer het ‘spel’ doorziet dat Vranken
opvoert, wordt ook manifest duidelijk hoe bijna onzichtbare draden de
verschillende verhalen met elkaar verbinden. Er is bijvoorbeeld ‘de
kabinetsmedewerker’ in het openingsverhaal: op 14 februari 1990 stelt de
minister van Leefmilieu Theo Kelchtermans (zie het slotverhaal ‘Zij & ik’)
zijn ambitieuze beleidsplan voor. Koste wat het kost wil de medewerker
(letterlijk) in beeld komen omdat hij meent op die manier zijn geliefde van
twintig jaar terug weer voor zich te winnen. Herinneringen aan de tijd toen hij
haar had leren kennen en in de ban raakte van haar onconventionele opvattingen
en gedrag (zij voelt meer voor een Anti Valentijns-dag dan mee op te trekken in
de stoet van commercie en vertier) dringen zich op, met als verrassend
hoogtepunt hier het besef dat nu tot hem doordringt dat hij naar Parijs moet,
naar de Eiffeltoren waar zij ooit met hem had afgesproken.
Met dit gegeven wordt een spel
van verwijzingen in gang gezet door verhaalelementen weer te zien opduiken in
andere verhalen: Parijs en de Eiffeltoren, die op zijn beurt resoneert in de
boom waar andere personages uit weer andere verhalen hebben afgesproken… Zo
krijgt een web van onderling aan elkaar gelinkte verhaalmotieven vorm en
betekenis binnen het geheel van de roman. De onder de oppervlakte
doorschemerende zingeving die – symbolisch dan – de negen tranches de vie aan
elkaar smeedt, wordt in ‘de veiligheidsagent’ kernachtig verwoord in deze ene
zin: ‘Het leven is een kluwen van toevalligheden. En de dood evenzeer.’ Die
onvatbaarheid van het lot bepaalt mede de teneur van de valentijnsverhalen:
steeds weer gaat het om het verlies van de geliefde, om de onbereikbaarheid
ervan, om de brute confrontatie met de dood die dromen aan flarden rukt.
Breed uitwaaierend met zinnen die met de opeenstapeling
van bijzinnen en zich opdringende beelden af en toe de lengte van ongeveer een
halve pagina halen, schildert Stijn Vranken op een erg overtuigende manier het
gewriemel van zijn personages. En niet onbelangrijk hier: in het
slotverhaal komt ‘Stijntje’ zelf zijn rol opeisen in het verhaal over een
(zijn) eerste verliefdheid. En om het met een van de personages te zeggen:
‘alles is een kwestie van perspectief’.
Stijn Vranken: Een bepaalde dag
uit het leven van iedereen, Pelckmans, Kalmthout 2022, 456 p. ISBN
9789464014419; Distributie Pelckmans Uitgevers
deze pagina printen of opslaan