Buiten Japan is schrijver Shūgorō Yamamoto (1903-1967) zo
goed als onbekend; in zijn thuisland daarentegen geldt hij als een van de
belangrijkste schrijvers van de 20ste eeuw, wiens werk daarenboven nog altijd
populariteit geniet. Aan de kwaliteit van zijn ruim twintig romans zal het niet
liggen, wél aan het feit dat Yamamoto bijna uitsluitend historische romans schreef
die een goede kennis van de Japanse geschiedenis vereisen. Slechts twee boeken
vormen hierop een uitzondering: Stad zonder grenzen (Kisetsu no nai machi)
en het nu zonet vertaalde De blauwe schuit (Aobeka monogatari).
In De blauwe schuit
gaat een verteller (die zichzelf zoveel mogelijk op de achtergrond houdt) tijdelijk
in het vissersdorpje Urakasu wonen en beschrijft op luchtige toon het
dagelijkse leven van zijn inwoners. Een externe observator die het sociale dorpsleven
schetst zonder er zelf aan deel te nemen, als het ware. Aldus ontstaat een mooi
portret van het dagelijkse leven in een nog maar gedeeltelijk
geïndustrialiseerd Japan, anno 1928. Overspelige vrouwen, bedelende
zwerfkinderen, zonderlingen, sterke verhalen die rondgaan, huwelijksruzies
buiten alle proporties… In alles vindt Yamamoto inspiratie om er een stukje
over te schrijven.
De blauwe schuit is daarbij opgesplitst in vele kleine
hoofdstukken waarin de auteur telkens één specifiek personage of één gebeurtenis
belicht. Uiteindelijk vormt de tekst toch wel een doorlopend geheel, want de
personages uit de verschillende voorvallen duiken elders weer op. Daarenboven
werkt de schrijver in het boek naar een hoogtepunt toe. In de eerste
hoofdstukken is er plaats voor flink wat zelfspot, wanneer de naïeve verteller
aan de lezer bekent dat hij zich door een gewiekste dorpsinwoner in de luren
liet leggen door een gammele schuit te kopen. Gaandeweg verruimt de verteller
zijn blik naar de armoedige levensomstandigheden van de dorpelingen en hun
verhoudingen met elkaar.
Zo is er een verhaal over de onvrije keuze van de
huwelijkspartner (met een gebroken leven tot gevolg) of de cynische gefakete
dubbelzelfmoord om financiële verplichtingen en reputatieschade te vermijden.
In zijn teksten voorziet Yamamoto ook plaats voor natuurbeschrijvingen, zodat
het geheel erg organisch overkomt. Naar het einde toe verruimt de auteur zijn
blik en krijgen vooral grotere sociale en economische evoluties van de
dorpsgemeenschap als geheel aandacht. En daarbij worden de verhalen ook steeds
sterker, maar blijven altijd geloofwaardig.
Het sociale engagement van
Yamamoto blijkt duidelijk uit de aandacht die hij heeft om het uitbuitingsmechanisme
van de kalkoveneigenaar aan te kaarten (waarbij de werknemers en de lezer
worden geconfronteerd met de gevolgen ervan). De beschrijving van de mislukte
protestacties tegen de komst van een afvalverwerkingsbedrijf dat het
economische voortbestaan van het vissersdorp op de helling zet, lijkt aanvankelijk
lichtvoetig. Maar onder de oppervlakte toont Yamamoto aan hoe de
bedrijfsleiding door omgekochte politici en corrupte politieagenten een handje
wordt geholpen. Kritiek op Japans politiek-economische verstrengelingen dus, de
machthebbers zullen het niet graag gelezen hebben.
Een ding moet duidelijk zijn: De
blauwe schuit is extreem leesbaar (mede te danken aan de vlotte vertaling
van Jacques Westerhoeven) en zit vol met herkenbare situaties. Uitgeverij Van
Gennep maakte van De blauwe schuit een mooi verzorgde uitgave, inclusief
een uitgebreide verklarende begrippenlijst, een korte biografie van Yamamoto én
een plaatsing van zijn werk door vertaler Jacques Westerhoeven. Klasse.
Shūgorō Yamamoto: De blauwe schuit, Van Gennep, Amsterdam
2022. 304 p. ISBN 9789028222076. Vertaling van Aobeka monogatari door Jacques
Westerhoeven. Distributie Elkedag Boeken
deze pagina printen of opslaan