Zo is ons leven nu eenmaal
Moet een
nieuwe bloemlezing van Tsjechovs verhalen eigenlijk nog wel worden
gerecenseerd? Dat Tsjechovs stijl authentiek, zijn karakteriseringen levensecht
en zijn observatievermogen subliem zijn, is meer dan algemeen bekend. Dat een
greep uit zijn immense oeuvre gegarandeerd een aantal juweeltjes op een rij
oplevert, verbaast niemand meer. De bundel De mooiste verhalen is
samengesteld door acteur Gijs Scholten van Aschat en bevat naast enkele van
Tsjechovs verhalen ook een scheutje theaterwerk (alles in frisse, bijdetijdse
vertalingen). Biedt deze interessante samenstelling nog een nieuw uitzicht op
Tsjechovs werk? Ja, toch wel.
De beroemde wet van ‘Tsjechovs geweer’ stelt dat een geweer
dat in de eerste akte wordt getoond, vroeg of laat verderop in het verhaal moet
afgaan. Dat is natuurlijk vooral een technische schrijfregel over efficiëntie
(schrap wat overbodig is), maar gaat evengoed over causaliteit: wanneer de
schrijver het aannemelijk wil maken dat het ene personage het andere neerschiet,
en hij die handeling op natuurlijke wijze wil laten voortvloeien uit het
verhaal, dan moet hij het geweer van tevoren duidelijk tonen aan het publiek –
een geweer, zelfs al hangt het onschuldig boven een schouw, impliceert immers
altijd een schot. Zoals George Saunders opmerkt in zijn recent verschenen en
interessante ‘doe-het-zelfboek’ over de kortverhaalkunst, A Swim in a Pond
in the Rain, is Tsjechov precies op het gebied van foreshadowing en
causaliteit een absolute meester. De keuzes en handelingen van zijn personages
lijken altijd natuurlijk en uit het leven gegrepen.
In een van Tsjechovs bekendste verhalen, ‘De dame met het
hondje’, neemt de plot precies op de helft van het verhaal een dramatische
wending; maar zo dramatisch als de wending is, zo banaal is de aanleiding. De
hoofdpersoon, Goerov, neemt na een avondje kaarten afscheid van een
aangeschoten ambtenaar, en kan het niet laten de man gepassioneerd te vertellen
over zijn minnares. De ambtenaar gaat echter helemaal niet op zijn ontboezeming
in, maar antwoordt met: ‘U had gelijk daarnet: aan die steur zat een luchtje!’ Juist
deze nietszeggende, levensechte opmerking van een irrelevant personage helpt de
plot van dit verhaal subtiel over het dode middelpunt heen en zet de
hoofdpersoon van het verhaal aan tot iets reusachtigs, iets dat zijn leven
voorgoed zal veranderen. Typerend voor Tsjechov is dat de ambtenaar dus slechts
schijnbaar een onbeduidend personage is: in feite functioneert hij als
scharnier in het verhaal, vormt hij er het keerpunt van. Zijn hautaine commentaar
op de steur is slecht getimed, anekdotisch, haast nog irrelevanter dan het
personage uit wiens mond het komt, maar daar is het Tsjechov precies om te doen.
De werkingen van het lot verlopen via toevalligheden, goede, kwade, neutrale – ja,
toevalligheden waarover eigenlijk helemaal niets diepzinnigs te zeggen valt. Onze
levens worden gestuurd door arbitraire gebeurtenissen, die daardoor paradoxaal
genoeg weer allesbehalve arbitrair lijken.
Boven de poort van Tsjechovs oeuvre zou de beroemde
liedtekst van John Lennon kunnen prijken: ‘Life is what happens to you while
you’re busy making other plans’. Of zoals Scholten van Aschat in het nawoord
opmerkt over Tsjechovs personages: ‘Wat deze karakters verbindt, is dat ze
allemaal van alles willen bereiken maar dat er bar weinig van terechtkomt’. Als
kortverhalenverteller was Tsjechov heerser over vele naturalistische wereldjes.
Dat verklaart waarom hij stiekem zo dol is op het idee van het lot. Enerzijds
worden zijn werelden gekenmerkt door een mild nihilisme, in die zin dat de
lezer keer op keer meeleeft met de intenties van alledaagse en realistische
personages, om verreweg de meeste van die intenties te zien worden gedwarsboomd
door banale lotgevallen. Anderzijds verweeft Tsjechov in ieder verhaal een
soort stoïcijnse, haast religieuze geborgenheid: zoals een god verdoken in zijn
wereld huist en alle waarheid daarin een gezegende gloed geeft, zo leeft Tsjechovs
afstandelijke vertelstem in zijn verhalen, achter iedere alinea en in iedere
zin, en fluistert hij de lezer in het oor: ‘Zie, zo is ons leven nu eenmaal!’ Het
is belangrijk op te merken dat door die combinatie van nihilisme en stoïcisme
de toon bij Tsjechov nergens echt cynisch wordt, zoals dat bij sommigen onder
zijn naturalistische tijdgenoten wel het geval is. De klinische wijze waarop Tsjechov
de werkingen van het lot registreert, kan niet verhullen dat hij sympathie
voelt voor zijn personages (zijn patiënten, zou je bijna zeggen – Tsjechov was
arts van beroep). Alleen al omwille van die menslievende ondertoon zullen zijn
verhalen wellicht nooit echt aan kracht verliezen, en blijven dit soort
bloemlezingen welkom.
Anton Tsjechov: De mooiste
verhalen (gekozen en van een nawoord voorzien door Gijs Scholten van Aschat),
Van Oorschot, Amsterdam 2022. 565 p. ISBN 9789028222038. Vertaling uit het
Russisch door Tom Eekman, Aai Prins en Anne Stoffel. Distributie Elkedag Boeken
deze pagina printen of opslaan