Met Wat stilte wil heeft
Arthur Japin het leven van Anna Witsen (1855-1889) geëvoceerd – de
negentiende-eeuwse zangeres, zus van schilder Willem (Witsen). Zij werd
vereeuwigd in Herman Gorters’ klassiek geworden gedicht In de zwarte nacht
is een mensch aangetreden. Japin deed dit niet voor het eerst: in 2013
bracht theatercollectief De Hollanders zijn tekst (in een regie van Gerardjan
Rijnders) over hetzelfde onderwerp op scène. En ook in zijn dagboek Geluk, een
geheimtaal verwijst Japin naar Anna Witsen, wanneer hij zijn eigen gevoelens
beschrijft als hij op het podium van het Concertgebouw voor publiek piano
speelt.
Wat
stilte wil beschrijft het leven van de gevoelige hoofdpersoon tegen de
sociale en culturele achtergrond van die tijd: de Palingoproer in de Jordaan,
de bouw van het Concertgebouw, de literaire groep de Tachtigers (sensitieve
schrijvers in verzet tegen de geldende artistieke normen en oprichters van het
tijdschrift De Nieuwe Gids) waarvan, naast Willem Kloos, Frederik van
Eeden en Herman Gorter ook Willem Witsen deel uitmaakte. Witsen ondersteunde de
vriendengroep en het tijdschrift financieel, via de toelages van zijn vader.
In de omineuze
openingsscène zien we Anna, die zich gevaarlijk ver op het gladde ijs van de
vijver van het familiehuis begeeft. Ze wordt gered door haar broer. Dit beeld
staat symbool voor wat het hele leven voor Anna zal zijn: een strijd tussen de
wil haar eigen leven te leiden en haar zangtalent op het podium te tonen
enerzijds, en anderzijds de conventies waar een vrouw in haar tijd nog aan moet
voldoen, namelijk thuisblijven, voor het huishouden zorgen en vooral zelf geen
ambitie tonen. Dat dit niet anders dan faliekant kan aflopen, voelt de lezer al
aan vanaf de eerste pagina: ondanks lessen van de beroemde musicus Julius
Röntgen (op wie ze – natuurlijk zou ik haast zeggen – verliefd wordt) en
aanprijzingen uit de kunstwereld, mag Anna door een dominante zuster en vader
niet haar eigen pad bewandelen. Ze gaat uiteindelijk tragisch ten onder, een
opname in de psychiatrie heeft al haar dromen gekortwiekt.
Dankzij zijn sterk beeldend
vermogen slaagt Arthur Japin met deze zeer lezenswaardige roman erin de lezer
te blijven boeien. Zijn pastiche van de negentiende-eeuwse roman wordt
gekenmerkt door lange, meanderende zinnen en bloemrijk taalgebruik, geïnspireerd
op die tijd. Woorden zoals ‘ovensteegje’, ‘huilensrijp’, ‘aalworm’ en ‘mokka’
voor koffie kleuren de tekst. Daarnaast zijn er de krachtige schetsen van
‘neersiepelend licht van grauw-treurende dagen’ en ‘de freule (die zich) boog
over de foto zoals de engelen over een zerk op Montmartre’. Humor schuwt Japin
evenmin. Of wat te zeggen over (opnieuw) de freule die, in deftig gezelschap,
met de vork geheven achter een schaal verse kreeftjes aanging?
Wat stilte wil
(de titel is overigens afkomstig van Herman Gorters Verzen: ‘De dingen staan om me zoo stil / te luisteren wat
de stilte wil’) past in het oeuvre van Arthur Japin als een hand in een
handschoen of als een voet in een sok, zo u wil. Al in de openingsscène
refereert Japin naar een van zijn eigen gedichten: ‘IJsvrij’:
‘de
vijver lag
voor ons
als glastapijt
vissen
sloten weddenschappen af
op onze durf
een hele school
zwom onder onze voeten mee
die nacht
stap
glij stap’
Het is maar een van de vele verwijzingen naar
het eigen werk, en tevens autobiografisch, zo blijkt. Andere terugkerende thema’s
uit zijn oeuvre zijn ook in Wat stilte wil terug te vinden. Er
is bijvoorbeeld de eenzaamheid van de eenling (overduidelijk Anna), die al
aanwezig was in een van Japins eerste verhalen Magonia (zie ook Een
schitterend gebrek, resp. De Arbeiderspers 2001, 2018) en zelfmoord
(zie ook De zwarte met het witte hart (De Arbeiderspers 2019); Japins
vader pleegde zelfmoord). Ook is er de ambivalentie die het leven van veel van
de hoofdpersonages uit de boeken van Japin kenmerkt (hier valt Anna ten prooi
aan de tweespalt ambitie/traditie). Kortom, Japin blijft ook in Wat stilte
wil dicht bij zichzelf, en dicht bij zijn voorgaande werk.
Arthur Japin –
winnaar van vele literaire prijzen – heeft er goed aan gedaan het advies van zijn
mentor Willem Wilmink op te volgen en voor het schrijven te kiezen. Zijn
werk boeit, toont des schrijvers liefde voor de taal en wijdt de lezer in
onderbelichte episodes uit cultuur en geschiedenis in. Opnieuw heeft de
schrijver een parel geregen aan zijn al lange ketting van literaire
kunststukken. We kijken al uit naar zijn, pas verschenen, volgende boek Mijn
verzonnen familie.
Arthur Japin: Wat stilte wil, De Arbeiderspers, Amsterdam
2022, 330 p. ISBN 9789029542869. Distributie L&M Books
deze pagina printen of opslaan