Nederlands proza

BOEKEN NR. 4, APRIL 2024

Wouter Godijn: Meneer L en het meisje. Een postume roman

door Yvan de Maesschalck

‘Het enige wat echt was, was niets’  

Contemporaine dichters die zich met evenveel enthousiasme toeleggen op verhalend proza als poëzie zijn veeleer zeldzaam. Wouter Godijn behoort in elk geval tot die selecte groep lyrische dubbeltalenten die dat wel met enige regelmaat presteren. Bovendien schuwt hij navrante autobiografische verwijzingen niet en worden allusies op de politieke of actuele werkelijkheid dankbaar omarmd. Genadeloze zelfspot, bijtende ironie en de behoefte af te rekenen met wat voor heilig of onaantastbaar wordt gehouden, kenmerken zijn discours. Titels als De dood van een auteur die een beetje op Wouter Godijn lijkt, Mijn ontmoeting met God en andere avonturen en Hoe ik een beroemde Nederlander werd (Atlas/Contact 2013) zijn alvast een indicatie in die richting. Zelden krijgt de lezer een rechttoe rechtaan verhaal geserveerd: meestal gaat het om in elkaar overvloeiende subverhalen die ontluiken aan een enkele narratieve kern. Dat is bij uitstek zo voor De kamer waar alle verhalen beginnen en geldt in zekere zin ook voor Meneer L en het meisje.
 
De nieuwe roman is eigenlijk een raamvertelling, waarin de zoon van de al overleden vader Wout Wensik diens ongepubliceerd gebleven en dus ‘postume’ verhaal aan de lezer offreert. De allitererende naam is opmerkelijk: de voornaam doet meteen denken aan de auteur zelf, de achternaam aan een persoonlijk verlangen (‘wens ik’). Het ingebedde hoofdverhaal wordt weliswaar door een paar korte intermezzi onderbroken, maar is wezenlijk een lang volgehouden hallucinatie. Daarin ontsnappen een jongen en een meisje, Wout en Katja, uit hun respectieve ouderlijk huis en ondernemen ze een tocht naar de andere kant van een vrij precies gedefinieerd grensgebied (Reigersbergenweg, Mariahoeve, Kleine Loo, de paleistuin, het park Marlot enzovoort). In elk geval geraken ze erdoorheen en bevinden ze zich op een gegeven moment ‘aan deze kant van de grens’, waar zich – in veel vagere termen – ‘bossen, heuvels en bergen’ bevinden. Ze hebben allerlei bizarre ontmoetingen met ‘volgewassenen’ (sic), ‘roden’, ‘witten’, ‘zwarten’, ‘honden’ en monsterachtige ‘Sagragin’, en moeten proberen ‘de binnenste cirkel’ te bereiken en de daar aanwezige meneer L met een steen te raken. Maar dat is allesbehalve vanzelfsprekend, al is ook een zekere meneer G present die een en ander mogelijk zou kunnen maken. Die G moet wel naar Godijn verwijzen, tenzij God zelf zou worden bedoeld (die in eerder proza al zijn opwachting maakte, net als ‘die gekke professor’ even voor het einde van deze roman aan het raam komt piepen)?
 
Het heeft weinig of geen zin het kernverhaal (omstandig) na te vertellen. Daarvoor is het te grillig en springt het al te zeer alle kanten op, waarbij de binnenwereld van Wout op zijn minst even belangrijk is als het uitwendige verhaal. In ieder geval heeft de uitdagende tocht heen en terug een dantesk karakter, niet alleen omdat er van grenzen, binnen- en buitencirkels sprake is, maar ook omdat de tocht onmiskenbaar een zware morele beproeving inhoudt en een poging is een betere wereld dan de bestaande te bereiken. In die bestaande wereld – hoe fictief ook – heerst vooral kommer en kwel: Katja’s zwaar rokende moeder heeft kanker en die ziekte lijkt Katja ook te hebben aangetast. In de andere wereld daarentegen doen zich allerlei buitenissige veranderingen of transformaties voor waardoor de herinnering aan ziekte en verdriet ophoudt te bestaan. Maar die transformaties hebben geen blijvend karakter en doen Wout, die verslag doet van wat hij ziet en voelt, ook voortdurend twijfelen aan de echtheid van wat hij in die ‘andere’, groteske, altijd weer surreële wereld meemaakt.
 
Je zou kunnen zeggen dat de hele tocht voor Wout en Katja een harde leerschool of spoedcursus ‘leven’ is, waar heel wat agressie, gevaar en dreiging mee gemoeid zijn. De vraag is uiteraard waar L voor zou kunnen staan. De verleiding is groot aan het Leven te denken of het Lijden – wat volgens sommige denkers trouwens op hetzelfde neerkomt – maar meneer L kan ook gewoon een enigmatische figuur zijn die onvatbaar boven het leven uitstijgt, als een begerenswaardige illusie. Ongeveer halfweg het boek maakt Wout zich volgende bedenking:
 
‘Ik kreeg het gevoel dat we nooit echt naar meneer L op weg waren geweest. Deze plek en deze gebeurtenis waren van het begin af aan het verborgen doel geweest van onze reis’.
 
Een reis met een ‘verborgen doel’ doet natuurlijk erg allegorisch aan en doet bij de lezer het vermoeden rijzen dat de reis zelf het doel is. Maar dan wel een reis die tot pijnlijke of schrijnende beschouwingen aanleiding geeft over de mens: ‘de mens was een verfijnd instrument, precies afgestemd op maximaal lijden’. Een weinig opwekkende gedachte, al kan het blijkbaar nog scherper. Tijdens de ultieme confrontatie met meneer L komt Wout tot het volgende nihilistische inzicht:
 
‘de hele zooi keert terug naar zijn oorsprong, naar wat het in den beginne was, naar wat alles altijd had moeten blijven en wat alles aan het einde der tijden gegarandeerd weer zal zijn: niets’.
 
Het betreft een hersenspinsel dat enigszins ongenuanceerd mag lijken, maar hier herhaaldelijk opduikt – ‘Het enige wat echt was, was niets.’ – én een van de centrale thema’s is van zijn poëzie, getuige de dichtbundel Niets = iets.
 
Die laatste bedenking maakt duidelijk dat deze roman, die tot de nok toe gevuld is met de zinderende, wriemelende, meanderende zinnen die Godijns register zo kleuren, niet los te zien is van zijn vroeger werk. In hoofdstuk IX, het even ironische als metafictionele nawoord en ‘echte einde’ van Wouts relaas, reflecteert de ik-figuur over het belang van zijn geschrift. Hij komt daarbij dicht in de buurt van wat Godijn over zijn eigen literaire productie zou kunnen denken (maar allicht niet denkt):
 
‘Zestien romans had ik geschreven, allemaal tevergeefs. De grens bleef gesloten. Mijn boeken waren kennelijk niet goed genoeg. Die van die meneer G wel, maar de mijne niet’.
 
De auteur speelt overduidelijk een spel met de grenzen tussen Wout Wensiks nagelaten ‘roman’ en zijn eigen erg uitvoerige werk. Tegelijk doorbreekt hij de labiele grens tussen de fictionele waarheid en de buitentekstuele realiteit, die uiteindelijk niet of onvoldoende precies kan worden weergegeven. En de verteller onder meer tot deze conclusie leidt: ‘de onware versie, ontdekte ik, die kon je aan Jan en alleman vertellen’. Vandaar ook het bij lezing langzaam insijpelende besef dat deze roman over Meneer L en het meisje, behalve een existentiële en thematische laag, ook een sterk poëticale betekenislaag heeft, die het referentiële verband tussen het verhaal en de realiteit grondig problematiseert. De vaak overschreden grens tussen ‘deze’ en de ‘andere’ wereld heeft daar alles mee te maken.
 
Er komen in de roman veel gedaanteverwisselingen voor: van klein naar groot, van slecht naar goed, van groot naar klein, van goed naar slecht. In de laatste bladzijden van het slothoofdstuk heeft Katja ‘weer de gedaante van klein, kaal meisje aangenomen’ en is Wout veranderd in een reusachtige maar ‘krakkemikkige oude man’. Zij zit als een ‘kind op het afdakje’ en hij springt als een ‘Tarzan- of Batmanachtige figuur’ naar haar toe. Even later ligt hij als ‘een kolossale tor op zijn rug’. Die tor doet natuurlijk een belletje rinkelen en herinnert eraan dat dit boek, hoewel het niet meteen voor één gat te vangen is, toch vooral een eerbiedwaardige metamorfose ontvouwt die knipoogt naar Franz Kafka’s iconische verhaal Die Verwandlung (1915). Overigens betreft het een metafoor die ook eerder in de roman opduikt, wanneer Wout de mysterieuze meneer L met een steen probeert te treffen: de steen hangt ‘bewegingloos in de lucht, als een lodderig, kolossaal insect, maar dan zonder vleugels’. Met Kafka, die trouwens ook Ian McEwan tot de hilarische novelle The Cockroach (2019) inspireerde, bevindt Godijn zich in uitstekend literair gezelschap.
 
Wouter Godijn Meneer L en het meisje. Een postume roman, Atlas/Contact, Amsterdam 2024, 382 p. ISBN 9789025475291. Distributie VBK België

deze pagina printen of opslaan

Nieuwe recensies



ontwerp: Ann Van der Kinderen   |   programmatie: dataweb   |   © MappaLibri