De wonderen van de wereld zijn groter dan de chaos
Toen ik in 2020 Sophie op de daken van Katherine Rundell las, raakte ik meteen in de ban van haar talent.Vanaf de eerste zinnen
nam ze me mee op een onvergetelijk avontuur met bijzondere personages, in een
oorspronkelijke, beeldrijke stijl. Het verhaal speelde in Parijs, een stad die
ze deed oplichten met ongewone gebeurtenissen en personages zoals de
luchtdansers, kinderen die op daken en in bomen wonen. Daarbij prikkelde ze de
lezers om net als Sophie ‘in buitengewone dingen te geloven.’ In Onmogelijke wezens, het eerste deel van een geplande trilogie,
spreekt de schrijfster veel sterker haar verbeeldingskracht aan en brengt ze
een fantasieverhaal dat zindert van de magie.
In een woordje tot haar lezers
vertelt de auteur hoe ze er als kind naar verlangde om op de ruggen van draken
te vliegen en eenhoorns te voeren. In haar nieuwe boek wil ze die magische
dieren ‘zo echt en levendig mogelijk maken’. Daarin slaagt ze met brio, vanaf
de eerste pagina’s waarin 21 magische wezens in woord en beeld worden
voorgesteld, van de Al-miraj tot de eenhoorn. De illustraties laten de wezens
zien, maar de teksten wekken ze tot leven dankzij tot de verbeelding sprekende
details en anekdotes, soms gelardeerd met humor, zoals bij de kanko, die erom
bekend staat op heel hinderlijke plaatsen te nestelen: ‘in schoenen, hoeden,
zakken en ooit in de baard van een heer op de dag van zijn huwelijk.’ Maar ook
in het verhaal zelf zie je de wezens voor je opdoemen in Rundells plastische
taal. Wanneer ze een kudde eenhoorns beschrijft, voel je als het ware hun
nabijheid. En als er een draak over vliegt, ‘zo groot als een kathedraal’, met
vleugels die bewegen ‘in luie slagen’, wekt die bij de lezers een mengeling van
ontzag en ontzetting.
Het eigenlijke verhaal opent met een typische
‘Rundell-zin’, die het gewone en ongewone combineert: ‘Het was een prachtige
dag, tot iets hem probeerde op te eten.’ Dat ‘iets’ is een ‘zwart, hondachtig
wezen’ met ‘klauwen die een eik uit elkaar konden scheuren’. Ook de slotzin van
het korte openingsfragment fascineert: ‘Het spreekt daarom erg in Christopher
Forresters voordeel dat hij – met snelheid, sluwheid en moed – weigerde om
opgegeten te worden.’ Het tweede hoofdstuk opent een nieuwe verhaallijn op een
vergelijkbare manier als het eerste: ‘Het was een prachtige dag, tot iemand
haar probeerde te vermoorden.’ De moordenaar heeft het gemunt op Mal Arvorian,
een meisje dat met haar vliegjas op de wind kan zweven.
In de volgende hoofdstukken
wisselen de verhalen van Christopher en Mal mekaar af. Christopher wordt net
als Mal meteen als een bijzonder iemand getypeerd: zowel tamme als wilde dieren
blijken zijn nabijheid op te zoeken. Tegen zijn zin brengt hij zijn vakantie
door bij zijn opa in Schotland. Wat een saai verblijf belooft te worden,
verandert in een ongelooflijk avontuur wanneer hij een kleine griffioen uit een
meer redt. Het dier is ontsnapt uit de Archipel via een tussenweg die gesloten
had moeten zijn. Dat weet zijn grootvader hem te vertellen, die de ‘hoeder’
blijkt te zijn van die tussenweg. Hij moet ervoor zorgen dat geen mens de
Archipel bereikt, een verborgen eilandengroep waar de magische wezens zich
terugtrokken toen de mensheid hun voortbestaan bedreigde. Intussen ontsnapt Mal
ternauwernood aan haar belager, raakt ze ontredderd door de toenemende onrust
onder de magische wezens op de Archipel en gaat ze via de tussenweg op zoek
naar haar griffioen in de mensenwereld. Ze slaagt erin om Christopher ertoe te
overhalen haar te volgen naar de Archipel om samen de dreiging af te wenden.
Het wordt een avontuurlijke tocht langs mythische plekken als het schiereiland
van de sfinxen, de stad der Geleerden en het eiland van de Dryaden. Daarbij
moeten ze de meest afgrijselijke wezens zien te verschalken of verslaan.
Rundell voelt zich
duidelijk goed thuis in het fantasygenre, waarvan ze de typische ingrediënten vlot
verwerkt: niet alleen de magische dieren, maar ook magische voorwerpen als het ‘glamry-mes’
dat door alles heen kan snijden, kaarten van de fantasiewereld, de strijd
tussen goed en kwaad, waarbij dat kwaad verpersoonlijkt wordt door een wezen
met ongekende krachten, de cliffhangers op het eind van veel hoofdstukken, de
eigen taal van fantasiewezens als de ‘ratatoska’ en de ‘nereïden’, de tocht
door een doolhof met een hoog Indiana-Jones gehalte, de versnelling op het
einde met een episch gevecht tussen de heldin en de booswicht die het bijna
haalt… De plot is – zeker voor kenners van het genre – weinig verrassend, maar
net de vertrouwde ingrediënten spreken veel fans aan. Wat Onmogelijke wezens echter boven het genre uit doet stijgen, zijn
Rundells vermogen om personages zo te typeren dat je ze niet licht vergeet en haar
originele, plastische en bij momenten poëtische stijl.
De hoofdpersonages Mal en
Christopher blijven zowel bij door hun ‘onmogelijke’ eigenschappen als door hun
diepmenselijke gevoelens als jaloezie, twijfel, wanhoop en angst, die Rundell
met veel inlevingsvermogen verwoordt. Maar ook de nevenpersonages zet ze zo
levensecht neer dat je het gevoel krijgt ze in levende lijve te ontmoeten. Na
een eerste onwennige kennismaking voel je al snel een warme sympathie voor Nachtraaf
of Ratwin, de kapitein van de Zondervrees, een ‘berserker’, een ijzersterke reus
die geen angst kent en die onvoorwaardelijk de ‘Onsterfelijke’ beschermt. Maar
ook figuren die slechts kortstondig opduiken in het verhaal weet de auteur door
haar beeldrijke taal raak te typeren, zoals de zeilman Lionel Holbyne: ‘Zijn
stem was zacht en gruizig, alsof hij van het zand had gegeten waarop zijn schip
was afgemeerd.’ Vertaalster Jenny de Jonge leverde prima werk, waardoor
Rundells stijl ook in het Nederlands sprankelt.
Die stijl doet je geregeld halt
houden bij ongewone combinaties van woorden die vonken slaan als in poëzie: ‘de
zorgvuldige kunst van de vergeetbaarheid’, ‘hij zag dat ze in paniek was van
liefde’, ‘een naar binnen gerichte, zielknarsende blik’, ‘een vurige en
zorgvuldige liefde’… Een enkele keer durft het verbale vuurwerk wel te
ontsporen in een gezocht beeld als ‘de ijzeren spier van zijn hart ontvouwde
zich en werd een zegevlag’, maar zo’n sisser verdwijnt in het sprankelende
geheel.
Geregeld
doen zinnen je ook nadenken of zetten ze aan om te graven naar dieper liggende
betekenissen: ‘Maar de woorden met de grootste macht om zowel ellende als
wonderen te verrichten zijn deze: ‘Ik heb je hulp nodig.’; ‘En jullie panters,
egels, giraffes en jullie gierzwaluwen klinken net zo onwaarschijnlijk en
mythisch voor Archipelanen als eenhoorns voor jullie.’; ‘Hoeveel van onszelf is
wat we weten en wat we hebben gezien?’ Een enkele keer wordt een wijsheid nodeloos
expliciet verpakt: ‘Angst is gekoppeld aan hebzucht en aan macht.’ Maar de
finale boodschap van Mal is er wel een die blijft hangen: ‘zeg dat de wonderen
van de wereld groter zijn dan de chaos.’
In haar uitgebreide dankwoord doet
Katherine Rundell een uitspraak over kinderboeken, die al evenzeer het
onthouden meer dan waard is: ‘ik denk dat kinderboeken op hun best zijn waar de
menselijke vreemdheid zich ontvouwt en onze verlangens worden geopenbaard en
onze gewaagde grappen worden verteld.’ Precies dat doet Rundell op grootse
wijze in haar kinderboeken.
Katherine Rundell, Tomislav
Tomic: Onmogelijke wezens, Luitingh-Sijthoff, Amsterdam 2024, 317 p.
: ill. ISBN 9789021044934. Vertaling van Impossible creatures door Jenny De
Jonge. Distributie VBK België
deze pagina printen of opslaan