Vanaf zes jaar

JEUGDBOEKEN NR. 1, SEPTEMBER 2015

Joke van Leeuwen: mooi boek

door Frauke Pauwels

Veel moois, en een beetje gebrezel

Het getuigt van durf: je boek de titel ‘mooi boek’ meegeven. Bij het recentste werk van Joke van Leeuwen dekt die titel precies de lading. Niet alleen valt het boek op door de aandacht voor vormgeving en illustraties, de titel refereert ook aan de beschouwende blik waarmee woorden, letters en betekenissen in het boek benaderd worden.

Wie de tentoonstelling Leestekenen zag die Van Leeuwen enkele jaren geleden in Den Haag en later in Antwerpen verzorgde, voelt hoe die doorwerkt in dit boek: ook hier vind je een verzameling van abecedaria, eerstelezersteksten en beeldpoëzie. Van Leeuwens fascinatie voor die wisselwerking tussen beeld en tekst hoeft niet te verwonderen. Haar eigen oeuvre balanceert immers voortdurend op die elastische, associatieve band tussen beide. Als geen ander weet zij van het ene naar het andere te ‘hupsen’, in een fantasierijk en aanstekelijk humoristisch spel met vorm en betekenis, waarin taalfilosofische kwesties haast ongemerkt binnensluipen.

Maar precies omdat Van Leeuwen die kunst als geen ander beheerst, durf ik hier streng te zijn: mooi boek overtuigt niet over de hele lijn. Ja, de prikkelende fotoreeks en het semi-historische rariteiten-‘Zie-die-ABC’ verdienden een trouwere drager dan het vluchtige medium dat een tentoonstelling doorgaans is. En ja, het zou spijtig zijn als enkel dat ene geboortejaar toegang had tot de gedichten ‘toen ik er nog niet was’ en ‘ik lig in bed’, die van Leeuwen in 2008 schreef voor een gelegenheidsbundel voor 7-jarigen. Ook het lenige ABC en enkele van de beeldgedichten spreken tot de verbeelding. Wat al deze (beeld)teksten gemeen hebben is dat ze ongewone, soms zelfs absurde zaken verenigen en de lezer er zo toe aanzetten taal, en bij uitbreiding de wereld, met een andere blik te bekijken.

Een stuk minder overtuigend zijn de dierenverhalen, waarin de herhaling nooit leidt tot de verwachte eigenzinnige omkering. De handgeschreven briefjes en de strips van Vurkie en Lepeltjie overstijgen het metatalige denken van jonge lezers nauwelijks. ‘Vurkie’ en ‘Lepeltjie’ brengen onder woorden waarmee jonge kinderen bezig zijn: het denken over taal als systeem, over de wisselwerking tussen vorm en betekenis. Om echt te boeien, moeten dergelijke teksten echter een stapje voor zijn, en niet leeglopen als een ballonnetje, zoals in enkele van de strips van Vurkie en Lepeltjie gebeurt.

Het lijkt er bijna op alsof van Leeuwen niet goed wist wat ze met deze doelgroep aan moest, waardoor die jonge lezer – die vaak als luisteraar al de complexiteit van haar ander werk aankan – niet au sérieux genomen wordt. Ook mogelijk: een ijverige uitgever zocht een doelpubliek waar nog wat viel te rapen. En dat is spijtig. Want met dergelijke mooi vormgegeven boeken en zo veel sterk materiaal mag je geen toegevingen doen. Nu blijft mooi boek net te veel een samenraapsel van voorheen afgewerkte dingen. Velen daarvan verdienen het kader van een ‘mooi boek’, maar schrijven, of bij uitbreiding uitgeven, blijft altijd schrappen.

Moet dit boek niettemin bij jou in de kast? Misschien toch. Want hoewel vele van de eerstelezersboekjes meer verhaal bieden, zijn er ook vele die een pak minder overtuigen. Wie een wijde blik wil bieden aan een kind dat net van letters begint te proeven (en dat is vaak eerder dan die eerste leeslessen van het schijnbare doelpubliek) – of wie zelf een zwak heeft voor alles van alfabet tot zin, vindt hierin prachtige en prikkelende beelden.

Amsterdam: Querido, 2015, 86 p. : ill. ISBN 9789045117621

deze pagina printen of opslaan

Nieuwe recensies



ontwerp: Ann Van der Kinderen   |   programmatie: dataweb   |   © MappaLibri