9+ - Wij zijn bijzonder: misschien zijn wij een wonder, de titel van Ted van Lieshouts nieuwste
bundel, verwoordt het grondmotief van zijn werk: het verlangen aanvaard te
worden in het anders-zijn, bijzonder, uitzonderlijk. Meestal is dit motief
verwoord als een vraag om of eis tot aanvaarding, liefde en een thuis zoals in
de titel van zijn verzamelde gedichten Hou van mij (2009), maar hier
klinkt het assertiever: ‘Wij zijn bijzonder’, al volgt in het tweede deel een
relativerende ‘misschien’. Een vergelijkbare gedachte duikt geregeld op in zijn
poëzie. In ‘Buigen’ (Als ik geen naam had kwam ik in de Noordzee uit,
1987) zweeft de ik ‘boven iedereen uit’. En in ‘Zon-expres’ (Een lichtblauw
kleurpotlood en een hollend huis, 1997) luidt het: ‘Glijdt de zon zo zoetjes / mee alleen
voor mij? / Omdat ze me wil blijven zien? / Misschien vindt ze me stiekem / wel
een mooi gezicht.’
In deze nieuwe
bundel is het anders-zijn het leidmotief. De drie jongetjes uit het
openingsgedicht willen op ballet en dansen de hele dag. Joris Jan Bas draagt
een jurkje, al pesten de andere kinderen hem daarmee. En ook de kleine Jan wil
een jurk en strikjes in zijn haar, maar zijn vader ligt dwars, ‘want wij zijn
stoere knapen.’ In ‘Onberispelijk’ stelt de ik zichzelf voor als een
‘onberispelijk kind van onbesproken gedrag’, een kind dat iedereen ‘heel
bijzonder’ vindt, ‘misschien een wonderkind’. Met Nico wil niemand spelen en Jonathan
is buitengewoon dik. De enkele meisjes gedragen zich als jongens: Rosalie gooit
de jongens op straat als ze boos wordt en het meisje dat geen poppen wil, slaat
alle jongens ‘op straat op hun smoel’. En als een jongen haar na roept '’t is
een vent!’, springen er ineens tranen van blijdschap in haar ogen. Ook deze
onverwachte reacties maken de personages in de gedichten ongewoon. Overigens
kleuren niet alleen de kinderen, maar ook de volwassenen buiten de lijntjes. De
juf van de vierde klas wou als kind in het circus, maar ze werd dus juf, al
klimt ze elke zondag in een boom. De dief steelt een voordeur en de drie
mannetjes zitten in bad met hun bolhoedjes op. Zelfs dieren, dingen en
fantasiewezens lopen niet in de pas. Een varkentje lust geen varkensvoer, de
leeuw wil krullen in zijn haar, de trein weigert te rijden — tenzij hij naar
zee mag — en het spook is bang in het donker.
Anders
dan de meeste gedichten van Van Lieshout hebben alle gedichten in deze bundel
een klassiek berijmde en metrische vorm. De invloed van Annie M.G. Schmidt is
overduidelijk, een dichteres die hem eerder al inspireerde in Een lichtblauw
kleurpotlood en een hollend huis (1997), met enkele gedichten ‘afgekeken
bij, maar niet overgeschreven van Annie M. G. Schmidt.’ Sommige beginregels uit
Wij zijn bijzonder roepen meteen herinneringen op aan het grote
voorbeeld. Vergelijk ‘Er waren eens drie jongetjes, die wilden op ballet’ met
‘Er waren eens twee jongetjes in Breuken aan de Vecht.’ Beginregels als deze leggen
meteen ook het ritme vast. Eveneens in het spoor van Schmidt gebruikt Van
Lieshout verrassende rijmcombinaties als ‘galerijen’ op ‘glij’en’ en ook in de
combinatie van humoristische overdrijving met een nuchtere toon, zoals in
'Jonathan van Dubbeldam', die op de duur ‘driehonderdduizend gram’ weegt,
herken je haar invloed.
Maar ondanks formele en
inhoudelijke gelijkenissen, blijkt uit de bundel toch een wezenlijk verschil
tussen de beide dichters. Waar bij Schmidt de wereld van de fantasie primeert,
is dat bij Van Lieshout de (vaak harde) realiteit zoals de referentie aan
kanker in het —nochtans fantasierijke — gedicht 'Los haar'. Of Nico’s
volstrekte eenzaamheid, gevat in een spel met het woord ‘niemand’: ‘Nico speelt
met niemand / en niemand speelt met Nico’. Van Lieshout schrijft over gewone
kinderen die worstelen met hun anders-zijn en helemaal eigen aan zijn werk is
het thema van de andere seksuele geaardheid.
Ten slotte maken ook de
illustraties Van Lieshouts bundels uniek. Zoals in eerder werk combineert hij
(al dan niet gemanipuleerde) foto’s, collages, tekeningen en schilderijen.
Fascinerend zijn de drie dansende figuurtjes op de omslag, die verkleind terug
te vinden zijn op verschillende illustraties en op de schutbladen. Ze lijken te
verwijzen naar rotsschilderingen uit Afrika of Australië, maar refereren ook
aan eerder werk van de kunstenaar uit Begin een torentje van niks (1994)
en Twee ons liefde (2008). Ted Van Lieshout bouwt in woord én beeld
verder aan zijn integer en authentiek oeuvre.
Ted van Lieshout: Wij zijn bijzonder: misschien zijn wij een wonder,
Leopold, Amsterdam 2012, 28 p. : ill. ISBN 9789025860660.
Distributie Standaard Uitgeverij
Oorspronkelijk
verschenen in De Leeswelp 2012
deze pagina printen of opslaan