12+ - De Harati-stam heeft haar kamp opgeslagen aan de
rand van de ‘eindeloze vlakte’, een dor en leeg landschap dat zindert onder de
brandende Afrikaanse zon. Sen, de 12-jarige zoon van het stamhoofd, weet dat
dit geen goede plek is om te vertoeven, maar zijn vaders wil is wet en
tegenspraak duldt hij niet. Erger nog dan de natuurlijke omstandigheden is dat
dit het land is van de Kamarai, de ‘Wilden’. Ze zijn de aartsvijanden van de Harati.
Vorig jaar hadden ze het kamp aangevallen en sindsdien weet Sen dat ze hun naam
waardig zijn. Hij is bijzonder op zijn hoede als hij op een ochtend water gaat
halen, houdt zijn dolk bij de hand, maar het mag niet baten. Hij wordt
neergeslagen en meegevoerd naar het kamp van de Wilden.
Daar komt Sen in een wereld terecht
die hem totaal vreemd is: de ‘Wilden’ behandelen hem vriendelijk, begripvol en
met liefdevolle zorg, zaken waarvan bij de Harati geen sprake is. De Kamarai
hebben Sen ontvoerd om de plaats in te nemen van de zoon van Baraka, het
stamhoofd, die een jaar eerder door de Harati werd gedood. Hij zal voortaan Kito
heten. Sen weigert zijn nieuwe naam en verzet zich hevig. De vriendelijke,
respectvolle levenswijze van de Kamarai beschouwt hij als zwakheid, bij de
Harati zijn geweld en intimidatie immers aan de orde van de dag.
De Harati en de Kamarai zijn nomadische stammen. In het
droge seizoen volgen de Harati over de eindeloze vlakte de wildebeesten van de
ene waterplaats naar de andere, de Kamarai volgen de olifanten, die ze de
‘kinderen van Tembo’ noemen. Op die reis leert Sen gaandeweg de Kamarai-cultuur
waarderen. Dat gaat niet zonder slag of stoot. Hij blijft vastbesloten om te
vluchten omdat hij zijn eigen volk niet wil verraden en wordt permanent heen en
weer geslingerd tussen twee culturen.
Daarbij zet Ellen van Velzen de respectvolle Kamarai en de
gewelddadige Harati’s telkens opnieuw pal tegenover elkaar. Permanent herinnert
de vriendelijke Baraka Sen aan de meedogenloosheid van zijn eigen vader. Het is
telkens weer de rol van het kleine meisje Alika om in alle onschuld Sens
Harati-gedrag en -denkbeelden in vraag te stellen.
Na enige tijd weet je het wel en de boodschap is meer dan duidelijk.
Intussen kabbelt het verhaal eentonig voort, terwijl het leven van een
Afrikaans natuurvolk en zo’n gevaarlijke reis door de wildernis toch genoeg boeiende
verhaalstof zouden moeten leveren. De focus ligt echter enkel en alleen op de
innerlijke tweestrijd van Sen, waarbij bovendien ook nog doorlopend uit
hetzelfde vaatje wordt getapt: liefde en respect winnen het van geweld en dwang.
Het hele verhaal staat ten dienste van die dualiteit. Van het stamleven kom je
erg weinig te weten en het valt op dat Van Velzen enkel die personages in beeld
brengt die een duidelijke functie hebben in Sens bewustwordingsproces.
Kinderen van de eindeloze vlakte heeft elke kans gemist op een authentieke
vertelling over het leven, de filosofie en de drijfveren van een natuurvolk.
Van Velzen mist de vertelkracht om het potentieel van haar verhaalmaterie waar
te maken, en evenmin slaagt ze er in om de thematiek de diepgang te geven die
ze verdient.
Ellen
Van Velzen: Kinderen van de eindeloze vlakte, Lemniscaat, Rotterdam 2018, 344
p. ISBN 9789047710172. Distributie De Eenhoorn
deze pagina printen of opslaan