Vertaald proza

BOEKEN NR. 7, SEPTEMBER 2024

Oğuz Atay: Wachten op de angst

door Hamide Dogan

In 2011 verscheen Atays debuutroman Het leven in stukken in Nederlandse vertaling bij Athenaeum Polak & Van Gennep. Het is een duizelingwekkende roman met een cultstatus in Turkije. Hij verscheen daar in 1972, maar is nog altijd een van de best verkochte Turkse romans. De roman gaat over griplozen, mensen die geen houvast kunnen vinden in het leven. In Het leven in stukken, dat oppervlakkig gezien een speurtocht is naar het zelfmoordmotief van een vriend, worden we geconfronteerd met de worsteling van Turgut Özben, met zijn plaats binnen de gevestigde orde. Turguts zoektocht roept vragen op: in hoeverre kennen we de ander? In hoeverre kunnen we trouw blijven aan onszelf? Wat maakt een mens tot wie hij is, een land tot wat het is? Özben verdiept zich na het overlijden van zijn boezemvriend Selim Isik in het leven en de persoon van zijn vriend. Deze zoektocht is tegelijkertijd een innerlijke zoektocht. De hoofdpersoon schept een eigen identiteit in de figuur van zijn overleden vriend, de grote onbekende. De roman is dus een odyssee, een zoektocht naar deze plaatsvervanger van het eigen ik, dat altijd weer terugwijkt en in particulariteiten uiteenvalt, de honderden beelden van een Turkse identiteit die nooit samenvalt met zichzelf. Atay had kritiek op de hervormingen die van Turkije een seculiere Westers georiënteerde maatschappij moesten maken. Hij verwoordt zo de teleurstelling in het kemalisme  
 
Dezelfde thematiek is ook aanwezig in de recent verschenen verhalenbundel Wachten op de angst, vertaald en met een nawoord voorzien door Hanneke van der Heijden, maar de politieke laag is altijd op een natuurlijke manier aanwezig in Atays werk. In de beschrijving van de vervreemding van zijn personages en het niet zichzelf kunnen zijn binnen de maatschappelijke structuur is Atays maatschappijkritiek vervat.
 
De bundel bestaat uit acht verhalen waarvan de personages wonderlijk goed zouden passen in de roman Het leven in stukken. De hoofdpersonen in de verhalen zijn eigenaardige figuren, ‘nietsnutten’ die niet tegen het leven opgewassen zijn. Atay schrijft helder en direct, hij maakt zijn personages niet sympathiek of onsympathiek, het is aan de lezer om zijn eigen conclusie te trekken. In ‘De man met de witte mantel’ volgen we een zonderling figuur die met een witte mantel door de stad trekt. Hij wordt bejubeld, bespot en opgejaagd. Atay zet hem in de eerste regels al meteen neer:‘Hij bevond zich in een grote groep mensen. Hij had geen succes. Hij had geen geld. Hij bedelde.’
 
In ‘Vergeten’ vindt een vrouw haar letterlijk vergeten ex-geliefde dood en onder het spinrag op zolder. ‘Wachten op de angst’ is het langste verhaal in de bundel en misschien wel de meest fascinerende. Een man krijgt een brief van een geheime sekte waarin hem wordt meegedeeld dat hij zijn huis niet meer mag verlaten. Hoe absurd hij zich hiertoe ook verhoudt (de man reageert met irritatie, verzet, paranoia en berusting), toch blijft het navolgbaar. Je gaat gewoon mee in zijn logica. Dit geldt overigens voor de hele bundel. Het absurde van de verhalen schiet niet door in surrealisme. In ‘Wachten op de angst’ laat Atay ook de vervreemding die voortkomt uit de wankele cultuursynthese tussen oost en west zien:
 
‘Omdat mijn geheugen achteruitging, omdat ik vergat wat ik waar gelezen had, dacht ik van allerlei gevoelens maar dat het de mijne waren. Waar zou de situatie waarin ik was beland eerder al treurig zijn geweest? In Egypte? In het oude Griekenland? Verwisselde ik mezelf met de Fransen of de Duitsers uit de Romantiek? Ik was de imitatie van iets; maar ik had er niet eens fatsoenlijk achter kunnen komen wat mijn origineel was.’
 
Dezelfde cultuurkritiek m.b.t. authenticiteit lezen we ook terug in ‘Het Houten Paard’. In het verhaal ‘Een brief’ richt de verteller zicht tot zijn baas zonder dat we vernemen waarom hij deze brief schrijft en wat hij ermee wil. In ‘Geen ja maar ook geen nee’ werkt iemand bij een krant waarin hij lezersbrieven beantwoordt en vervolgens de brief van iemand die zich eigenlijk als een stalker gedraagt analyseert. Het verhaal ‘Brief aan mijn vader’ schijnt autobiografisch te zijn. Het voelt ook heel persoonlijk. Zonder sentimenteel te worden ontroert de brief. Dit geldt eigenlijk voor de hele bundel of misschien wel voor het hele oeuvre van Atay.
 
Atay is een intellectuele schrijver, maar een bezielde. Zijn analytische en chaotische geest creëert spanning die in zijn verhalen tot uiting komt. Zijn werk kun je rationeel benaderen en allerlei conclusies trekken over de maatschappij en politieke geschiedenis. Tegelijkertijd schrijft hij dicht op de huid en proef je hoe intiem zijn verhalen zijn. Het personage in het laatste verhaal ‘De verhalenventers van het spoor – een droom’ eindigt met de woorden: ‘Ik ben hier lezer, en waar ben jij?’ Door zijn eigen ziel bloot te geven weet Atay een persoonlijke relatie met de lezer aan te gaan. Wachten op de angst is een aanrader.
 
Oğuz Atay: Wachten op de angst, Van Oorschot, Amsterdam 2024, 253 p. 9789028214088. 
Vertaling van Korkuyu beklerken door Hanneke van der Heijden. Distributie New Book Collective


deze pagina printen of opslaan



ontwerp: Ann Van der Kinderen   |   programmatie: dataweb   |   © MappaLibri