Toen ik filosofie
studeerde mochten mijn professoren graag vertellen dat Immanuel Kant
(1724-1804), een van de grondleggers van de moderne filosofie, zijn
geboortestad Königsberg nooit heeft verlaten. Sterker, hij was zo punctueel en
onavontuurlijk dat zijn stadsgenoten naar verluidt hun klok juist konden zetten
op het moment dat hij op zijn dagelijkse wandeling voor hun deur passeerde.
Toch was Kant helemaal mee met de wereldgebeurtenissen van zijn tijd dankzij de
snelle manier waarop nieuws via verschillende kanalen, niet het minst kranten,
door Europa raasde. Vanuit zijn zetel in zijn Koningsbergse studeerkamer was
Kant een wereldburger.
Of het verhaal helemaal klopt, weet ik niet, en het doet er
ook niet toe: veel belangrijker is dat het op emblematische wijze iets vertelt
over de centrale rol die nieuwsmedia in de achttiende eeuw speelden als middel
om informatie over het continent (en ver daarbuiten) te verspreiden. Dat is ook
het onderwerp van deze belangwekkende bundel, het recentste deel in de Leuvense
reeks Nieuwe Tijdingen over de vroegmoderne cultuur: hoe werd informatie
tussen de vijftiende en de achttiende eeuw verspreid? Hoe hield men zich op de
hoogte van wat er in de wereld gebeurde?
De vroegmoderne tijd kende een
informatie- en communicatierevolutie, zowel in de hoeveelheid informatie die
beschikbaar was als in de snelheid waarmee die werd verspreid. Dat vroeg om
inventief management van de informatiestroom, en dat gebeurde opvallend vaak in
allerhande vormen van correspondentie, waarbij verschillende
correspondentielijnen tegen elkaar werden afgetoetst, op basis van hun
veronderstelde betrouwbaarheid, om er (ook toen al) het fake news
tussenuit te halen. Kooplieden speelden een belangrijke rol in deze revolutie,
omdat zij hun correspondentie gebruikten om zich op de hoogte te stellen van
marktprijzen en wisselkoersen, terwijl bureaucraten (zoals ambassadeurs en hun
secretarissen) de Europese diplomatieke balans epistolair in evenwicht
probeerden te houden. Dat betekent dat er een rijk archief aan ongepubliceerde
bronnen ligt te wachten om ons meer te onthullen over hoe deze informatiemedia
functioneerden in vroeger eeuwen.
Na de inleiding, die op bevattelijke wijze de
probleemstelling schetst, bevat deze bundel vijf bijdragen die op zijn minst
verrassend mogen worden genoemd. Want de geschiedenis van de krant staat niet
hoog op de agenda van de auteurs van de verschillende hoofdstukken. Veeleer
kijken zij naar de rol die rederijkers speelden in het verspreiden van
dissidente opinies in de religieus verdeelde Nederlanden; naar de manier waarop
handgeschreven avvisi nieuws via traceerbare routes van Noord naar Zuid
(van de Nederlanden naar Italië) en terug brachten; hoe ambassadeurs
informatienetwerken in stand hielden en modereerden door ingenieus geïndexeerde
archieven van correspondentie; waar een regionale kroniekschrijver zijn
informatie haalde; en misschien het meest tot de verbeelding sprekend: hoe
ongepubliceerde reisberichten van boekaniers en piraten bijdroegen aan de
beeldvorming over de exotische ander op verre continenten.
Rode draad doorheen dit alles is
vaak het centrale belang van ongepubliceerde bronnen om de geschiedenis te
schrijven, waarmee nog maar eens wordt onderstreept hoe belangrijk het is dat
de overheid blijft investeren in fondsen om archieven (zelfs op het eerste
zicht weinig opwindende archieven) te bewaren, te ontsluiten en te bestuderen.
Elk van de bijdragen in deze bundel draagt bij aan dit project door een
onverwacht (en vaak onverwacht fascinerend) aspect van deze puzzel te leggen,
doorgaans opgehangen aan het verhaal van een historische figuur die niet alleen
bij het brede publiek maar ook bij vakgenoten niet meteen een grote speler is –
microhistorie blijft een onstuitbare bron van verrassend inzicht in onze
geschiedenis, en onzichtbare levens die via archiefmateriaal tot leven komen
openen vaker wel dan niet een onverwacht perspectief op de maatschappij van
weleer.
Op die
manier trekt deze bundel het perspectief op wat kennis- en nieuwsgaring kan
zijn wijd open. Het spreekt voor zich dat de verschillende bijdragen zich in
eerste instantie richten op beroepshistorici, inclusief het gebruik van een
uitgbreid notenapparaat. Maar tegelijk zijn de bijdragen, zoals alle goede
geschiedschrijving, in heldere taal gesteld, waardoor ook de geïnteresseerde
leek – en dan met name de historisch geïnteresseerde common reader – die
zich wil verdiepen in de geschiedenis van onze nieuwsmedia met interessante
inzichten weg zal komen.
Erika Kuijpers en Gerrit Verhoeven (red.): Makelaars in
kennis: Informatie verzamelen, verwerken & verspreiden in de vroegmoderne
Nederlanden, Universitaire Pers Leuven, Leuven 2022, 158 p. ISBN 9789462703452
deze pagina printen of opslaan