Over jeugdliteratuur

JEUGDBOEKEN NR. 7, SEPTEMBER 2024

Anne Steenhoff: Een lui letterland. Maar zo krijgen we kinderen weer aan het lezen

door Frauke Pauwels

Een lui letterland voegt een extra stem toe aan het al goed gevoede leesdebat. Vanuit haar ervaring als leerkracht in het basisonderwijs en goed gedocumenteerd met bestaand onderzoek zet Anne Steenhoff een pad uit dat met ‘simpele, haalbare ingrepen’ kinderen weer aan het lezen moet krijgen. Klinkt dat niet te mooi om waar te zijn?  

Meer nog dan in Vlaanderen laaide in Nederland het publieke debat rond de zogenoemde leescrisis hoog op: internationale studies die leesbegrip en leesplezier meten, tonen dat in Vlaanderen en in Nederland het leesniveau en leesplezier dalen door de tijd én ten opzichte van andere landen. Met hun artikelenreeks in De Groene Amsterdammer staken Yra van Dijk en Marie-José Klaver de lont aan het kruitvat, tal van columnisten, leesbevorderaars en onderzoekers gooiden olie op het vuur, of hadden eerder al bommetjes gegooid. De teneur is telkens dezelfde: de leesvaardigheid daalt en daar moet dringend iets aan worden gedaan. Onderwijs, ouders, de boekindustrie, allemaal worden ze geacht hun verantwoordelijkheid te nemen.
 
Voegt Een lui letterland dan nog wat aan toe aan die discussie? Ja en neen. Na een korte schets van de ‘maatschappij van leeshaters’ – het is maar wat je als lezen beschouwt – bespreekt Anne Steenhoff in drie delen wat respectievelijk leerkrachten, opvoeders en de overheid kunnen doen, van ‘zorg voor aanbod op maat’ tot ‘zorg voor een betere beloning van leraren’. Daarbij combineert ze telkens vlot en prettig eigen ervaringen met onderzoek en opinies, en doorspekt ze haar relaas met allerhande titels die zij haar leerlingen van groep 8 (in Vlaanderen het zesde leerjaar) heeft aangeboden.
 
Het is gezien haar betoog wat bevreemdend dat ze daarbij in eerste instantie verwijst naar het minder recente aanbod, wanneer ze zich afvraagt waarom ‘werken van schrijvers als Astrid Lindgren, Thea Beckman, Tonke Dragt en Jacques Vriens van de planken leken verdwenen’. Amper enkele pagina’s verder vergelijkt ze alweer grote namen als Astrid Lindgren en Tonke Dragt met de in Nederland populaire YouTubers Van Grinsven en Vink, die twee goedverkopende boeken schreven. Mogelijk wilde zij (of de uitgever) zich ervan verzekeren dat lezers zo kort in het boek vooral herkenning zouden vinden. Ook elders lijken bepaalde stellingen of anekdotes vooral retorisch gemotiveerd. ‘We zijn het kwijt, onze liefde voor lezen’, opent Anne Steenhoff de inleiding, om vervolgens op basis van gegevens over leesplezier en leesvaardigheid te stellen dat we ‘een maatschappij van leeshaters’ zijn geworden. We mogen inderdaad niet blind zijn voor dalende geletterdheid, maar evengoed is het maar de vraag wat je bereikt met dergelijk cultuurpessimisme.
 
Hoezeer ik als lezer, recensent en literatuuronderzoeker ook pleitbezorger wil zijn van goede literatuur en leesvaardigheid, tegenover dit soort preken voor eigen kerk sta ik sceptisch. Voor wie graag leest, zijn de voorgestelde aanpassingen wellicht inderdaad ‘simpel en haalbaar’, maar daar wringt net het schoentje. Onderzoek toont dat de meerderheid van de studenten in de lerarenopleiding (voor het basisonderwijs) zelf geen lezers zijn. Dat krijg je niet gekeerd door hen voor te houden dat wie veel leest, ‘beter in staat [is] om de emoties van anderen te herkennen’. Niet alleen staat het onderzoek waarop zulke uitspraken zijn gebaseerd ter discussie, ook zal je niemand overtuigen iets te worden door te zeggen dat die er nu wel erg slecht in is. In se is Steenhoff zich daarvan bewust:
 
‘Een leerkracht die leesvaardigheid wil overdragen, moet een diepe liefde voor lezen hebben, een hart vol enthousiasme en een hersenpan vol verhalen. Ze moeten zelf lezen, kinderboeken welteverstaan.’
 
Een lui letterland zal dus wellicht voornamelijk die mensen bereiken die al overtuigd zijn dat lezen een aanzienlijke plek in het onderwijs en de opvoeding verdient – hooguit geef je die een handvol extra argumenten om hun omgeving te overtuigen. Dat laatste doet Steenhoff overtuigend en met veel zwier. De heldere vormgeving en afwisseling tussen citaten en korte stukjes met stappen, tips en adviezen maken Een lui letterland erg behapbaar (en dus, enigszins ironisch, evengoed een kind van zijn tijd).
 
Sommige van Steenhoffs adviezen zijn duidelijk verankerd in de Nederlandse context. Zo is ‘Stap 6: verban begrijpend lezen’ te begrijpen als een aanklacht tegen de geïsoleerde manier waarop begrijpend lezen er de voorbije jaren is aangepakt – en wat ertoe heeft geleid dat leerlingen allerlei truukjes ontwikkelen om het antwoord op de vragen te vinden zonder écht tekstbegrip. Ook ‘verbeter de pabo’ is niet zomaar te kopiëren naar de Vlaamse lerarenopleiding. ‘Stap 10: durf nieuwe dingen uit te proberen (en tegen het systeem in te gaan)’ is dan weer zo universeel én cruciaal dat ik die hier graag overneem. Laten we niet verglijden in lui en al te meegaand denken of lezen, maar inspiratie, verbeelding en energie putten uit literatuur.
 
Anne Steenhoff: Een lui letterland. Maar zo krijgen we kinderen weer aan het lezen, Das Mag, 2024, 184 p. ISBN 9789493320673. Distributie De Wolken

deze pagina printen of opslaan



ontwerp: Ann Van der Kinderen   |   programmatie: dataweb   |   © MappaLibri