Vanaf negen jaar

JEUGDBOEKEN NR. 7, SEPTEMBER 2024

Jan Sobrie: Hoe ik de beste vriend werd van Helena

door Jan Van Coillie

10+ - Jan Sobrie is theaterauteur en dat merk je in zijn debuut. Je hoort het hoofdpersonage Julius plannen en plezier maken met zijn nieuwe vriendinnetje Helena. Je luistert mee naar de woordenwatervallen van zijn altijd drukke mama, contrasterend met het stilzwijgen van zijn al even drukke papa. Je voelt meteen de warmte in de gesprekken met zijn opa, die nooit zal ‘vergeten dat ik er ben’. En je voelt mee met Helena als ze haar ouders hoort ruziën.
 
Niet alleen veel dialogen klinken levensecht, ook meerdere scènes weet Sobrie zo te beschrijven dat je ze voor je ziet. Een van de sterkste passages is die waarin Julius met zijn opa zoals elke vrijdag een ruimtereis maakt naar de planeet Steenvalckus. Je ziet ze samen op opa’s bed liggen, je hoort hun fantasie een hoge vlucht nemen en je eigen verbeelding als lezer wordt geprikkeld door kleurrijke details, zoals ‘majoor’ opa met zijn rode en blauwe pantoffel als gas-, respectievelijk rempedaal.
 
Sobrie weet zich ook goed in te leven in zijn jonge personages. Julius is herkenbaar getypeerd, met zijn verlangen naar aandacht van zijn altijd drukke ouders, zijn wilde fantasie die hij deelt met zijn opa en waarvan hij soms de grenzen niet kent en met zijn intense verlangen om zijn vriendinnetje te helpen. Ook de wisselende stemmingen van Helena, die nu eens heel gek en enthousiast doet en dan weer plotseling overmand wordt door verdriet, weet de auteur geloofwaardig te verwoorden.
 
Zelf stelt Julius dat er eigenlijk ‘niets ongewoons’ aan hem is, maar wat later blijkt hij toch over een wel erg ongewone gave te beschikken: hij kan de tijd laten stilstaan. Dit magisch-realistisch element had de auteur sterker kunnen uitwerken (of mogen schrappen). Het eerste fragment waarin Julius zijn wonderbaarlijke gave ontdekt is een knap staaltje van beeldend taalgebruik: je ziet als het ware de torenvalk in zijn vlucht bevriezen, waardoor Julius het hulpeloze muisje kan redden. Maar hoe vaker Julius zijn gave gebruikt, hoe minder geloofwaardig dat wordt. Wanneer Julius niet alleen directeur Hersens maar ook de hele school met alles en iedereen erin laat stilstaan en dat ook nog eens gepaard gaat met een aardbeving, was de suspension of disbelief bij mij helemaal weg. Om die wonderlijke gave van Julius aanvaardbaarder te maken, had de auteur meer twijfel kunnen zaaien bij de lezers, wat hij bijvoorbeeld beter doet bij de fantastische verhalen van Julius’ opa. Overigens konden ook andere passages te gezocht en weinig geloofwaardig over, zoals het lange telefoongesprek waarin Julius de stem van de directeur nabootst en zo Helena’s vader weet te overtuigen.
 
Veel jonge lezers zullen allicht aangesproken worden door Sobries humor. Die blijkt al uit tussentitels als ‘Schimmeltenen op mijn groeifeest’ of ‘De onderbroek van mevrouw Collet’. Ook sommige gesprekken tussen Julius en Helena sprankelen door de humor. Maar ook hier kan de auteur groeien. Soms overdrijft hij nodeloos. De onhebbelijkheid van Julius’ moeder om verkleinwoordjes te gebruiken is leuk, maar wordt soms ongeloofwaardig. Sobrie flirt ook met de grens van platte humor, waarbij hij al te duidelijk op zijn knieën gaat zitten voor zijn jonge lezers. Sterk is de spanning die hij opbouwt wanneer Julius en Helena in de verboden kelder van het mortuarium afdalen om de dode mevrouw Collet te zien. Maar de kat op Collets buik te laten springen waardoor die een wind laat, is wel het tegendeel van fijne humor.
 
Het is uitkijken naar verder werk van Jan Sobrie. In de beperking toont zich de meester en op dit vlak kan de auteur zeker nog evolueren. Een sterke passage op het einde maakt duidelijk hoe dat kan. Julius vindt het Zwitsers horloge van zijn pas overleden opa, met een afscheidsbriefje en een bijzonder krantenbericht. Al werkt het horloge niet, toch blijkt het af en toe te tikken. En dan is er plotseling het besef bij Julius: ‘Dit horloge gaf niet de tijd aan, maar iets helemaal anders. Iets veel belangrijkers.’ Wat dat precies is, laat de verteller in het midden, wat de lezers uitdaagt om zelf aan te vullen. Net daarin steekt de kracht van literatuur.
 
Jan Sobrie: Hoe ik de beste vriend werd van Helena, Lannoo, Tielt 2024, 198 p. ISBN 9789401428460


deze pagina printen of opslaan



ontwerp: Ann Van der Kinderen   |   programmatie: dataweb   |   © MappaLibri