Stefaan van den Bremt blijft onvermoeibaar bouwen aan zijn dichterlijk oeuvre. Enige tijd geleden verschoof daarbij de aandacht van een expliciet geëngageerde thematiek naar een duidelijker esthetischer opvatting van de literatuur. Die ’wending’ verliep geleidelijk aan, maar droeg wel bij tot een verdieping van zijn oeuvre. Tegelijk werd ook de waardering voor zijn poëzie steeds breder.
Met Blauw slik voegt de dichter weer een waardevolle steen toe aan zijn dichterlijk gebouw. Eens te meer blijkt de zin voor constructie uit de opbouw van de bundel, die is samengesteld uit drie samenhangende (haast mathematisch berekende) reeksen. Op het eerste gezicht wordt de samenhang bepaald door de tegenstelling tussen stilstand en beweging, die het thema vormen van respectievelijk de eerste en de derde reeks. Daartussenin bevindt zich, veelbetekenend, een aantal gedichten dat een soort van jaarkrans vormt. Bij nader inzien stelt de lezer echter vast dat het Van den Bremt niet zozeer gaat om tegenstellingen als wel om de beweging van de ene naar de andere pool. Zijn poëzie begeeft zich van het ik naar de ander, van het verleden naar de toekomst, van de binnenwereld naar de buitenwereld. Daarbij probeert de dichter steevast ‘verder’ te kijken, diepere betekenissen te ontdekken of een onvermoede samenhang bloot te leggen. Dat begint al vanaf de eerste bladzijden, waar het lezen van poëzie en het handlezen worden opgevoerd. De daaropvolgende verzen ‘lezen’ de mens, deels via andere teksten. Met name het werk van Martinus Nijhoff en de Bijbelse motieven blijken hier (en elders in de bundel) een rol te spelen, maar zij worden verbonden met de klassieke Oedipus-mythe. Op die manier zit het subject bij Van den Bremt geprangd tussen het verleden (om niet te zeggen het archaïsch-primitieve) enerzijds en de moderne tijd anderzijds. De mens is een zoekende wandelaar, maar of hij ooit zijn bestemming bereikt is twijfelachtig. Zowel in de eerste als in de laatste afdeling is hij een zoeker die geen antwoord vindt, noch bij de mythologische sfinx noch bij de religieuze God. Er is uiteindelijk slechts één realiteit: die van het bestaan, dat per definitie tijdelijk is. Leven op ieder moment lijkt de ultieme zin van het bestaan, maar het besef van de eigen tijdelijkheid werpt onmiskenbaar een schaduw op de vervulling van die ideale droom.
Niet toevallig zoekt de dichter in de middencyclus zijn heil bij het moment en de momentopname. De jaarreeks hier neemt echter niet toevallig alweer bij uitstek een temporele gedaante aan. Er is de gang van de seizoenen maar ook die van de religieuze feesten, die wijzen op zelfopoffering en hoop. Er is echter evenzeer de rechtlijnige tijd die voert van de oorsprong naar het einde. In dat opzicht vloeien de bekende thema’s zelfs in de meest begenadigde ogenblikken toch weer in elkaar. De mens ontsnapt ook aan zijn eigen ik.
Van den Bremt heeft nu al een aantal jaren lang als dichter zijn eigen territorium gevonden, met verzen die inhoudelijk complex en intrigerend zijn, en tegelijk ook qua formele beheersing overtuigen. Blauw slik vormt van dat rijpingsproces en die louterende blik het zoveelste bewijs.
Stefaan Van Den Bremt, Blauw slik, In de Knipscheer Haarlem, 2013, 60 p., € 18,5. ISBN 9789062658435. Distributie: In de Knipscheer
Oorspronkelijk verschenen in de Leeswolf 2013
deze pagina printen of opslaan