Vertaald proza

Javier Marías: Terwijl zij slapen

door Inge Lanslots

Wat doe je als je kersverse echtgenote onwel wordt tijdens je huwelijksreis? Je neemt plaats op het balkon van je hotelkamer en bestudeert voorbijgangers, zoals die wat klassiek geklede vrouw die overduidelijk op iemand staat te wachten. Plots kijkt die vrouw omhoog, lijkt die je te herkennen en aanstalten te maken je hotel al tierend binnen te stormen, richting je kamer. Wat doe je dan? Of wat wanneer het leven van twee Italiaanse vriendinnen, die elkaar niet kennen, plots grote gelijkenissen begint te vertonen? Met een klein interval verlaten ze beiden hun oudere partner voor een jongere man voor wie ze grote offers brengen. De partner van de ene vriendin blijkt gewelddadig te zijn. Waarschuw je dan de andere? Met die vragen confronteert de ik-verteller van ‘Tijdens de huwelijksreis’ en ‘De Italiaanse erfenis. Lo stesso’ de lezer. Een antwoord krijgt die echter niet. De meeslepende en tegelijk gebalde vertelling wordt immers abrupt onderbroken en laat een gevoel van verontrusting na.
‘Tijdens de huwelijksreis’ en ‘De Italiaanse erfenis’, beide uit 1991, zijn slechts twee voorbeelden van de kortverhalen van de Spaanse auteur Javier Marías (1951), die in 2012 werden uitgegeven en nu ook in het Nederlands beschikbaar zijn in de knappe vertaling van Aline Glastra van Loon. Terwijl zij slapen: alle verhalen bundelt de twee eerdere uitgaven Mientres ellas duermen (‘Terwijl zij slapen’, 1990) en Cuando fui mortal (‘Toen ik sterfelijk was’, 1996), maar met een andere indeling en met toevoeging van extra verhalen, waarvan een aantal tot nu toe moeilijk te vinden waren. De meeste kortverhalen groepeert Marías nu onder de noemer ‘Aanvaarde verhalen’, die het eerste deel van de bundel vormen. Over die verhalen zegt de auteur in het voorwoord: het zijn ‘alle exemplaren […] waarover ik me nog niet schaam’. Over de ‘Aanvaardbare verhalen’, het tweede deel van Terwijl zij slapen, zegt hij dan weer dat het die exemplaren zijn ‘waarover ik me wel een beetje maar niet al te erg geneer’. Daarnaast zijn er nog de ‘Onaanvaardbare verhalen’. Die ondertussen ‘prehistorische’ exemplaren werden niet opgenomen, maar Marías laat niet na ze kort te bespreken. In het voorwoord gaat de auteur ook nog in op de genese en de publicatiegeschiedenis van de kortverhalen en herneemt hij de voorwoorden bij eerdere edities. De lezer krijgt meteen een inkijk in de auteurs visie op zijn meermaals bekroonde werk.
In het voorwoord poneert Marías overigens nog dit: ‘Niets is ooit zeker, maar aangezien ik me de laatste tijd weinig heb beziggehouden met de edele kunst van het verhalen schrijven, is het mogelijk dat er geen enkel meer uit mijn pen komt en dat hetgeen hier geboden wordt uiteindelijk het aanvaarde en het aanvaardbare geheel vormt van mijn bijdrage aan het genre. Ik heb er nauwelijks enige twijfels over dat dit genre, mocht het zo zijn, daardoor geen al te groot verlies lijdt.’ Met die behoorlijk ironische conclusie lijkt Marías een hoofdstuk van zijn literaire oeuvre te willen afsluiten.
Marías profileert zich inderdaad steeds meer als romancier, maar hij is ook bekend als journalist, als essayist en als vertaler van Engelstalige literatuur (Thomas Hardy, Joseph Conrad, Robert Louis Stevenson, W.B. Yeats). In zijn romans spelen niet toevallig vertalers of onderzoekers vaak een hoofdrol. In de trilogie ‘Jouw gezicht morgen’ (2005, 2005 en 2009, ook bij Meulenhoff) werkt een voormalige professor uit Oxford voor een geheime organisatie, gelieerd aan de geheime Britse dienst. Marías, die Germaanse filologie studeerde, was ooit zelf gastdocent in Oxford. Aller zielen, de roman uit 1986 die vorig jaar bij Meulenhoff in het Nederlands verscheen, vertelt reeds het relaas van een Spaanse vertaalwetenschapper die aan de Universiteit van Oxford werkt. Het kortverhaal ‘Een epigram als uiting van loyaliteit’ leest als een mogelijke aanvulling op die roman. Daarnaast staat in de romans de vergankelijkheid centraal. In De verliefden (2012) probeert het vrouwelijke hoofdpersonage een moord te verklaren. Ze leert de weduwe van de vermoorde man en een huisvriend, op wie ze verliefd wordt, kennen, maar de waarheid achterhalen boezemt niet gewoon angst in. Het heeft iets onheilspellends.
Tot die slotsom komen vele personages in Terwijl zij slapen. In ‘Gualta’ worstelt het hoofdpersonage met de vraag hoe om te gaan met het bestaan van zijn dubbelganger. Kopieert die zijn gedrag of is het omgekeerd? Is dat dubbelleven nu zijn lotsbestemming? In de vertelling stapelen hypotheses zich op, zonder dat het mysterie volledig wordt doorgrond. In het titelverhaal ‘Terwijl zij slapen’ fantaseert het hoofdpersonage voornamelijk over onbereikbare vrouwen. Dat kortverhaal eindigt met: ‘Instinctief keek ik omhoog naar de kamers, naar mijn balkon en naar de andere balkons, en op een ervan zag ik in een laken gehulde gestalte verschijnen die me tweemaal riep, ze zei mijn naam zoals moeders de namen van hun kinderen zeggen. Ik stond op. Op het balkon van Inés [de ideale schoonheid], welke het ook mocht zijn, verscheen evenwel niemand.’ Op het einde van het verhaal van het eeuwige wachten op Inés vangt de lezer een glimp op van een spookachtige verschijning. In vele andere kortverhalen is die surreële component prominenter aanwezig: onverklaarbare fenomenen dringen vanaf het begin de realiteit en het leven van de protagonist binnen. Het is wellicht dat buitenzintuiglijke dat de lezer van Terwijl zij slapen op sleeptouw neemt.

Javier Marías, Terwijl zij slapen, Meulenhoff Amsterdam, 2014, 413 p., € 24,95. ISBN 9789029089289. Vert. van: Mala índole door Aline Glastra Van Loon. Distributie: Lannoo

Oorspronkelijk verschenen in de Leeswolf 2014

deze pagina printen of opslaan

Nieuwe recensies



ontwerp: Ann Van der Kinderen   |   programmatie: dataweb   |   © MappaLibri