‘Het is een niets', zo luidt de conclusie bij de geboorte van Toto, een baby met meerduidige geslachtskenmerken. Bij de ambtenaar van de burgerlijke stand beslist zijn moeder, die het kind overigens niet gewild heeft, om er een jongen van te maken. We schrijven 1966 en bevinden ons in het socialistische deel van een niet nader genoemd Noord-Europees land, lees: de DDR.
De te vrouwelijke jongen met het logge lijf en het engelengezicht belandt er op zijn vijfde in een weeshuis. Alleen Kasimir lijkt hem genegen te zijn, maar als puntje bij paaltje komt valt ook hij Toto lafhartig af. Afwijzing zal het refrein worden in het leven van de hermafrodiet, die zelf niet het minste greintje boosaardigheid in zich heeft. Zelfs zijn betoverende falsetstem opent geen deuren. Steevast roept Toto een mengeling op van walging, afgunst en fascinatie, maar altijd overwint de weerzin. Met bovenmenselijke berusting incasseert Toto de klappen, zowel bij zijn pleeggezin op het platteland als na zijn vlucht als prille twintiger naar het kapitalistische Westen, waar hem een daklozentehuis, derderangsbaantjes en dito huisvesting wachten. Die onontkoombare maalstroom wordt onderstreept door het ‘En verder’ waarmee het gros van de korte hoofdstukken begint.
Ondanks alles blijft Toto hopen dat het tij ten goede zal keren. Tevergeefs, want Kasimir, intussen een gewetenloze effectenhandelaar die nog altijd worstelt met zijn homoseksualiteit, is erop uit om Toto’s leven te ruïneren. Daartoe orkestreert hij tal van bedenkelijke intriges. Zijn drijfveer? Hij gelooft dat hij pas vrij zal zijn als hij de door en door goede Toto uit de weg geruimd heeft, beseffend dat die laatste altijd zijn meerdere zal zijn, omdat hij zijn menselijke waardigheid in elke situatie weet te behouden. Geen van Kasimirs intriges levert echter het beoogde resultaat op, zelfs niet de radioactieve stent die hij in Toto’s baarmoeder laat inplanten tijdens de operatie die van hem een vrouw zal maken. En dus spant Kasimir een allerlaatste valstrik, die van de geveinsde liefde.
Het verhaal speelt zich af tussen 1966 en 2030 en doorloopt in vogelvlucht zowel de Duitse geschiedenis als de mondiale historische en toekomstige context. De vrij schematische plot en personages staan in dienst van het grondeloze pessimisme over mens en maatschappij dat zich met een cynische kracht door deze roman baant. Onder de socialistische dictatuur is de heilstaat er niet gekomen, maar ook het kapitalistische model blijkt allesbehalve zaligmakend en zal dat ook niet worden. Op het prekerige af klaagt de verteller van dit troosteloze anti-sprookje het neoliberale denken aan dat de ratrace stuurt die wij ons leven noemen.
Sibylle Berg is in 1962 geboren in Weimar, in de voormalige DDR. Nog voor de val van de Muur trok ze naar Zürich. Ze schreef meerdere romans, hoorspelen en theaterstukken. Ze is daarnaast ook bekend als scherpzinnige columniste voor Spiegel Online.
Sibylle Berg, Nog bedankt voor dit leven, Signatuur Utrecht, 2014, 334 p., € 19,95. ISBN 9789056724832. Vert. van: Vielen Dank für das Leben door Goverdien Hauth-Grubben. Distributie: WPG Uitgevers
Oorspronkelijk verschenen in de Leeswolf 2014
deze pagina printen of opslaan