Tijdens de oorlog die hij als soldaat in Duitsland en Frankrijk en korte tijd ook aan het Oostfront doorbracht, was Heinrich Böll (1917-1985) een gepassioneerde briefschrijver. Vrijwel dagelijks vertrokken brieven naar zijn familie en zijn vriendin, vanaf 1942 zijn vrouw, Annemarie, die ze enkele jaren geleden in twee kloeke delen uitgaf. Voor de Nederlandse uitgave werden er 242 geselecteerd en vloeiend vertaald. Achteraan bevinden zich een gedetailleerde chronologie van Bölls leven tot 1945, beknopte aantekeningen bij de brieven en een personenregister. In het midden vind je een fotokatern met een aantal portretfoto's. De weglatingen in de brieven stemmen overeen met die van de Duitse uitgave, overigens een procedé waar je vragen bij kunt hebben. De 'persoonlijke' passages in de brieven aan Annemarie zijn zo grondig geschrapt dat je bijna niet meer de indruk hebt dat hier een man aan zijn vrouw schrijft.
Böll heeft het de grootste tijd van zijn soldatenleven vrij rustig gehad, maar dat betekende niet dat het kazerneleven geen kwelling voor hem was: exerceren, wacht kloppen, het gezwets van zijn medekompanen en het gebrul van zijn oversten verdragen, geregeld te veel drinken, slecht slapen, zich vervuild voelen, af en toe lijden aan dysenterie. De brieven aan de familie zijn vrij voorspelbaar (en vergezellen pakjes met boter en eieren), die aan Annemarie zijn iets minder geruststellend, iets opener over wat Böll beleeft. Hoewel hij niet meer zó jong is wanneer hij wordt opgeroepen en zeker niet uit een Hitleriaans gezind nest komt, is zijn houding tegenover de oorlog aanvankelijk ambivalent. Hij vindt soldaat zijn afstompend, maar hoopt toch op een Duitse overwinning. Een en ander bekijkt hij trouwens, zonder dat hij het beseft, door een bruine bril. Hij beschrijft mensen in termen van ras en schedelvorm, vindt de Duitse beschaving onomwonden superieur, kijkt neer op de wufte Franse civilisatie en demonstreert zijn afkeer van intellectuelen en diverse moderne ontwikkelingen.
Bij een rit door Nederland laat de martiale krijger zich gaan. Kort voordien heeft hij het naar eigen zeggen 'afschuwelijk verwoeste' Rotterdam gezien: "zelden ben ik zo woedend geweest; zo schoon, behaaglijk en gezond, en dan dat heerlijke zaterdagmiddagleventje; het was echt tijd dat we die schaamteloze gezelligheid eens onderbraken, en daarbij nog de brutaliteit ons, die machteloos voorbijreden, door spottende gebaren een koele en natte dood toe te wensen". Böll komt in deze brieven wel vaker egocentrisch naar voren, belust op zijn natje en droogje en zijn sluikhandeltje. Het leven aan de Franse westkust waar hij het langst is gelegerd, beschrijft hij als was hij een toerist; zijn aandacht gaat naar de pittoreske figuren, de schoonheid van het landschap en de steden.
Mede door de keuze van de vertaalster berichten nogal wat van de geselecteerde brieven over Bölls lectuur: hij dweept met Léon Bloy en met schrijvers die allang in de vergetelheid zijn geraakt, is weg van Dostojevski, schrijft gefascineerd maar ook kritisch over Ernst Jünger. Een rode draad (blijkbaar ook een bindmiddel tussen hem en Annemarie) vormt zijn sterke geloof in God. Na de oorlog wil hij Duitsland herkerstenen, en hij gelooft ook dat God hem voortdurend beschermt, maar vraagt zich geen moment af waarom God dat niet doet bij anderen. De naïviteit maakt pas in 1944 plaats voor een onversneden pacifistische instelling: "Ik haat de oorlog [...] want hij is zo volkomen zinloos en de politiek is zo mateloos infaam en verdorven dat het nooit gerechtvaardigd kan zijn zo'n oorlog te beginnen en hem zo onmenselijk lang te laten duren..." Het gros is echter doorsnee veldpost. Zelfs het matigste verhalende proza van Böll ? die de Nobelprijs al echt niet om z'n literaire kwaliteiten heeft verdiend ? is boeiender dan 95% van deze brieven: te praatziek om ze goed geschreven te noemen, eentonige lectuur.
Heinrich Böll, Goverdien Hauth-Grubben (sam.), Brieven uit de oorlog 1939-1945, De Arbeiderspers Amsterdam, 2007, 3588 p., € 27,5. ISBN 9789029594649. Vert. van: Briefe aus dem Krieg 1939-1945 door Hauth-Grubben, Goverdien
Oorspronkelijk verschenen in de Leeswolf 2007
deze pagina printen of opslaan