In Ulysses van James Joyce beleeft de hoofdpersoon op zijn tocht
door Dublin allerlei avonturen en meer dan eentje heeft te maken met mislezen.
Zo haalt hij bij het postkantoor een brief op van een zekere Martha Clifford,
met wie hij iets heeft dat Brugse bisschoppen ‘een beetje een relatietje’
noemen – in het geval van Bloom wel volledig via de post. Zij reageerde op een
advertentie van ‘Henry Flower’ voor een typiste en de correspondentie tussen
hen is blijkbaar snel pikanter geworden. Overspel op papier, dat waren nog eens
onschuldige tijden.
Op die mooie ochtend in juni gaat Bloom op het postkantoor een brief van
haar halen die hij op straat leest en Joyce laat de lezer over zijn schouders
meelezen. Blijkbaar heeft Bloom in zijn eerdere brief een al te gewaagd woord
gebruikt, want Martha schrijft ‘I do not like that other world,’ terwijl ze met
dat laatste woord natuurlijk het woordje ‘word’ bedoelt. Bloom leest dus
correct wat Martha fout heeft geschreven. Als ze de brief later nog eens goed
nagelezen heeft (en dat niet doen zou wel erg onprofessioneel zijn), is ze dus
niet bepaald een goede secretaresse.
Dit is een van die passages in Ulysses
die moeilijk te vertalen zijn, want alleen in het Engels is er maar één letter
verschil tussen een wereld en een woord, en die letter is ook nog eens de
eerste letter van het woord letter. Een kleine letter in een woord dat er maar
vijf heeft, maar een wereld van verschil. Zelfs de vorm van die letter is
volgens sommige literatuurspecialisten geen toeval: zeker voor de Freudianen
onder ons is er geen andere letter die niet alleen tweemaal in het woord
voorkomt, maar die qua vorm ook nog eens op een fallus in erectie lijkt.
Maar genoeg over
mezelf. Volgens de Franse neo-Freudiaan Jacques Lacan krijgt ieder mens maar
toegang tot de taal dankzij de fallus, die dan op zijn (haar?) beurt weer
symbool wordt van wat we verder zullen moeten missen, van wat er in taal
onmogelijk kan worden gezegd en wat dus eigenlijk het spreken per se mogelijk
maakt. Of iets in die aard, want Lacan zag de fallus niet alleen in taal, maar
ook in de wiskunde. Daar was de fallus de vierkantswortel van min-1. Wat Lacan
met die laatste uitspraak juist bedoelde, is niet echt duidelijk, maar dat zal
wel ook niet de bedoeling zijn geweest.
De psychoanalytische lectuur van
Jacques Lacan kan zonder meer toegepast worden op deze passage in Ulysses:
als je namelijk de letter l toevoegt aan het woord ‘woord’, wordt heel de
wereld je deel. Of wacht eens even: ik merk nu plots dat je in het Nederlands
ook een woord hebt dat exact hetzelfde geschreven is als het Engelse woord dat woord
betekent. En als je nu de letter T eens goed bekijkt, is dat dan niet veel meer
dan een L een man met een fallus? En word ik dan niet net dat kleine beetje
meer man als die letter aan dat woord wordt toegevoegd?
In elk geval herinner ik me een
studie waar iemand ontdekte dat het woord ‘fallus’ veelvuldig voorkwam (de
fallus ‘insisteerde’ heette dat dan, maar dat wil echt gewoon hetzelfde zeggen)
in het oeuvre van een schrijver met een vermoedelijk heel goede (of juist heel
slechte) relatie met de taal. Maar dan bleek het concreet te gaan om de
opeenvolging van de medeklinkers ‘fls’ of ‘vlz’, of elke andere combinatie van
deze vijf letters. En zoals een andere literatuurwetenschapper fijntjes
opmerkte, is op die manier ook iedere valies een fallus, terwijl het toch voor
iedereen duidelijk is dat je een fallus wel in een valies kunt stoppen, maar
niet omgekeerd.
De psychoanalyse is een leuk tijdverdrijf voor gezonde mensen, maar ik
mag er niet aan denken dat je als psychiater op die manier een diagnose zou
maken van iemand die echt ziek is. Natuurlijk zijn romans en gedichten geen
mensen, die gekwetst kunnen worden als iemand beslist om ze verkeerd te
interpreteren, maar alle teksten zijn wel door mensen geschreven en die hebben
ook recht om op een correcte manier behandeld te worden.
Een dergelijke manier van lezen
wordt namelijk al te snel een rorschachtest. Dan maakt het niet meer uit wat je
voorgeschoteld krijgt: je ziet niet meer wat er staat, maar wat er volgens jou
zou moeten staan en dat is dan je naam, bijvoorbeeld, zoals Bloom met zijn
Blood of the Lamb. Uiteindelijk is die manier van mislezen inderdaad niets
anders dan een vorm van paranoia: op zwakke momenten denken we allemaal wel
eens dat wij het centrum van het universum zijn, dat de rest van de wereld alleen
maar voor ons gemaakt is.
Bloom las tenminste nog alleen zijn eigen naam en hij was
slim genoeg om onmiddellijk te merken dat hij zich vergist had. Dat is ook het
geval bij goede romans: literatuur leert ons dat het allemaal niet zo eenvoudig
is als ze in Hollywood denken: in de echte wereld hebben verhalen nooit een
happy end en er is nooit maar één goede verklaring.
De pen is machtiger dan het
zwaard: Freudianen zien overal fallussen omdat hen is verteld dat alles een
penis kan zijn. Net als die gelovige medemensen die in een stuk toast het beeld
zien van Maria of Jezus. In al die gevallen zegt wat je ziet meer over jou dan
over wat er echt te zien is.
Oorspronkelijk verschenen in De Leeswolf 2014
deze pagina printen of opslaan