Hoewel een groot liefhebber van sciencefiction heeft Esther
Gerritsen nog maar één keer zelf iets in die richting geproduceerd: het
toneelstuk Alles (Planeet Alles)(2002). Hierin komen drie aliens met een
opdracht op aarde. Een verbinding tussen dat stuk en de nieuwe roman is het
element aanpassing. Een van de drie aliens is best gehaaid in het zich voordoen
als mens, in de nieuwe roman lukt het het hoofdpersonage Tomas niet om zich te
voegen naar de veranderde omstandigheden.
Op een dag blijkt ongeveer de
helft van de mensheid vertrokken te zijn, naar een andere planeet, zegt men,
T01-700 D. ‘Als u dit leest bent u achtergebleven. U kunt uw leven geheel naar
eigen wens vormgeven, de door u gekende overheid is vertrokken.’ Uit gesprekken
met andere achtergeblevenen komt Tomas er achter dat vooral de mensen onder de
40 en nuttige ouderen weg zijn. Hij voelt zich zwaar gepasseerd. Hij gelooft
overigens helemaal niet in het verplaatsingsproject, bijvoorbeeld omdat er in
dit soort ingrepen altijd sprake is van overheidsdwang. Hij was dan kennelijk,
als 50-plusser en als schrijver van thrillers, niet nodig. Zijn zoon Parker en
zijn vrouw Suzanne lijken vertrokken. Tomas voelt verzet, sluit zich zelfs, enigszins
halfslachtig, aan bij een radicale groep, wat hem bijna tot een fatale daad
brengt, maar waardoor hij ontdekt dat Suzanne nog op aarde is.
Slim schakelt
Gerritsen over naar deel twee, waarin Tomas op de nieuw ingerichte planeet is:
een aarde die net iets meer ruimte biedt en waarop je met een beetje
volgzaamheid een rustig en gelukkig bestaan kunt leiden. Maar, hoewel Parker
daar is en later Suzanne ook komt, vertikt Tomas dat, ook al proberen de
machthebbers hem te paaien met een literaire prijs en stimuleren ze enorm de
verkoop van zijn boeken. Hij vervalt in rusteloos- en dadenloosheid, aan
schrijven heeft hij geen behoefte. Hij wordt feitelijk een last voor zijn
aangepaste (want gebrainwashte) vrouw en zijn al geheel los van de ‘oude’ aarde
geraakte zoon; die heeft geen behoefte aan iets anders dan het hier en nu,
waarin hij helemaal gelukkig is. Het prachtige motto (een tekst van Hildegard
Knef), in vertaling: ’Ik ben te moe om te gaan slapen, maar voor wie zou ik ook
aan m’n herstel moeten werken?’, geeft Tomas’ gevoelens daar perfect weer. Hij besluit
van een gebouw te stappen.
Zijn sprong (een
knipoog naar een actiefilm) blijkt hem in het korte derde deel weer in een heel
ander vaarwater te brengen. Het slot is niet echt vrolijkmakend, en zo open dat
een vervolgdeel voor de hand ligt. Gerritsen is er al mee bezig.
De auteur gaat niet
heel ver in het allemaal logisch houden van wat er gebeurt, de
wetenschappelijke onderbouwing, zou je kunnen zeggen, is dun, het gaat meer om
een gedachte-experiment. Getrouw aan haar eerdere werk kiest ze ervoor zo
dichtbij de ‘gewone’ werkelijkheid te blijven, maar het vreemde binnen te
brengen. Het leven op de andere planeet wijkt zo weinig mogelijk af van dat op
de aarde. Robots, futuristische spullen, je zult ze niet tegenkomen. Er komt
ook geen verklaring van hoe er gereisd wordt tussen de twee planeten. Wel komen
de bekende dystopische elementen aan de orde. Zo is er het grote milieuprobleem
en ook hier is de rol van de staat dubieus tot zeer bedenkelijk. Kritiek op de
overheid wordt ernstig ontmoedigd, schrijvers, journalisten en kunstenaars
worden zo behandeld dat ze weinig reden tot klagen hebben; Suzanne wordt, nog
op aarde, een aantal dagen gruwelijk aangepakt omdat ze buiten het systeem van
haar ministerie was gestapt. Ook is er, en daarnaar verwijst de titel, de
bekende voortschrijdende wetenschap. In dit geval gericht op de geestelijke
gezondheidszorg. Met veel aandacht voor een bepaald gebied in de hersenen waar
onder andere trauma’s opgeslagen liggen. Uiteindelijk moet iedereen gelukkig
kunnen worden, hè.
Een echt origineel element is dat op de nieuwe planeet non-fictie min of
meer is afgeschaft, er is simpelweg geen behoefte aan zoiets als waarheid of
een poging de werkelijkheid adequaat te beschrijven: aan fictie heeft men daar
genoeg. Arme scholieren, die erg veel moeten lezen ‘voor de lijst’, ook veel
poëzie! Je zou zeggen: ideaal voor Tomas, maar nee, ‘ze’ krijgen hem niet van
zijn ongeloof af. Geloven is, tot en met de slotzin,
een belangrijk motief.
Wellicht mag de naam Tomas ook gezien worden als een
knipoog naar onze zeer productieve thrillerauteur Tomas Ross. Tomas noemt
zichzelf tegenover zijn zoon ‘een van de productiefste schrijvers van het
Nederlandse taalgebied, ik publiceer elk jaar of […]bijna elk jaar […]’. Trompet
de la Mort (een geestig gebruik van de paddenstoel
de doodstrompet; tijdens elk optreden van een jazzmuzikante sterft er een concertbezoeker)
heet de thriller die Tomas net ingeleverd heeft en die op de nieuwe planeet een
echte hit wordt.
Een mooi uitgewerkt motiefje, ook wat betreft de naam, is de dood van
Tomas’ zusje Esther. Een interessante ‘omkering’ van iets waarover Esther
Gerritsen al een paar keer geschreven heeft: de vroege dood van haar broer. Op
de nieuwe planeet mag Tomas thuis geen foto van haar neerzetten. Ook een foto
is kennelijk non-fictie.
Verreweg het grootste deel van het boek is opgetrokken uit
dialogen, en weer het overgrote deel daarvan gaat over alle vragen die Tomas
heeft. Hij stelt ze aan oude bekenden, medekroegtijgers, en zijn moeder, vrouw,
zoon en oude buren. Dat maakt het verhaal wat slepend. Niettemin kan het binnen
de thematiek ook leiden tot mooie gesprekken, zoals dat tussen Tomas en een
medisch/maatschappelijk consultant. Of een geestige discussie op televisie over
de populariteit van goede of slechte personages in een boek of een film.
Het is niet zo dat ik zou zeggen: ik kan niet wachten op
het vervolg. Maar in elk Gerritsen-boek zitten pagina’s waar je simpelweg
gelukkig van wordt.
Esther Gerritsen: Gebied 19, De Geus, Breda 2023, 314 p. ISBN 9789044547800. Distributie L&M Books
deze pagina printen of opslaan