Met haar roman Een eiland behaalde de Zuid-Afrikaanse
schrijfster Karen Jennings in 2021 de longlist van de Booker Prize. Binnen het strakke
tijdskader van vier dagen brengt Jennings het verhaal van de zeventig jaar
geworden Samuel, die als vuurtorenwachter op een afgelegen eiland woont. Waarom
en in welke omstandigheden hij daar terecht is gekomen, wordt gaandeweg de
roman, onder meer via een aantal flash-backs, duidelijk gemaakt. Ooit was zijn
vader betrokken bij de opstand tegen de koloniale overheersers van het niet bij
name genoemde, maar duidelijk herkenbaar Afrikaans land. De kolonisators worden
verdreven, er komt een president aan de macht, maar die wordt op zijn beurt
afgezet bij een militaire staatsgreep. Een wending in de geschiedenis die maar
al te herkenbaar is, denken we maar aan wat zich nu, op het moment dat ik deze
bijdrage schrijf, afspeelt in Niger. Omwille van zijn betrokkenheid bij het
verzet tegen de Dictator, de leider van de militairen, wordt Samuel gevangen
gezet en wordt hij nadien naar ‘zijn’ eiland verbannen.
Karen Jennings legt de vinger op de wonde als ze het heeft
over de macht en de verslaving eraan: ‘Macht haalde het slechtste in mensen
naar boven. Macht zorgde dat mensen iedereen vergaten behalve zichzelf.’ Binnen
dit kader krijgen de eraan voorafgaande woorden van de generaal hun volle
betekenis: ‘Laat je niet voor de gek houden door dit uniform. Daaronder ben ik
net zoals jullie allemaal. Wij zijn het die voor de onafhankelijkheid hebben
gevochten. Wij zijn het die voor ons eigen land hebben gevochten.’
Hoe nadrukkelijk
Samuel op zichzelf gericht blijft in zijn eenzaam bestaan op het eiland, wordt
dan scherp in het licht gesteld als op het strand een man aanspoelt, in wie hij
steeds meer een bedreiging gaat zien. Deze verhaalmomenten, die zich in het nu
afspelen, linken het verleden aan de problematiek van de vluchtelingen die in
gammele bootjes de overtocht wagen. In de man gaat Samuel meer en meer een
bedreiging zien, ‘hij zou zijn land niet opgeven, hij zou niet weggaan. Hij zou
nooit weggaan. Het land was voor altijd van hem.’ En veder: ‘Het eiland. Het
eiland. Het eiland was van Samuel. Het was van hem en van hem alleen. […] Nu
zou hij de confrontatie aangaan, hem zeggen dat hij kon blijven tot de boot
terugkwam, en geen seconde langer. […] Aan het eind van de twee weken moest hij
vertrekken en er niet over piekeren ooit terug te komen. Hij was niet welkom.’
Dat ook geweldpleging aan de orde wordt gesteld, suggereert hoe bij Samuel
uiteindelijk de stoppen volledig doorslaan.
De kracht van een roman als Een
eiland spreekt in de eerste plaats uit de suggestieve aanpak van de
problematiek die erin wordt aangeraakt. Precies omdat zoveel ongezegd blijft,
weet Karen Jennings de lezer zover te brengen dat hij ook dieper gaat nadenken
over eigendomsrecht als het gaat om een land en zijn bewoners. En wat als
anderen daar ook een plaats menen te mogen opeisen? En wat als de beschreven
situaties zo herkenbaar worden dat die lezer zich er ongemakkelijk bij gaat
voelen? Wat als de stroom van mensen die voor geweld en misbruik op de vlucht
slaan, wanhopig op zoek naar overlevingskansen almaar aangroeit? Dit beeld zegt
alles: ‘De vluchters voor hen hadden land en dorpen geplunderd toen ze er
aankwamen. Als verwoestende sprinkhanen oogstten ze wat ze konden en lieten in
hun kielzog staken, botten, leeggeroofde nesten na, een spoor van ongestilde
honger.’
Karen
Jennings: Een eiland, Amsterdam, Cossee 2023, 207 p. ISBN 9789464520705. Vertaling van A
Island door Peter Bergsma. Distributie Pelckmans Uitgevers
deze pagina printen of opslaan