Nederlands proza

BOEKEN NR. 7, SEPTEMBER 2023

Roxane van Iperen: Dat beloof ik

door Marlies van Breda

Een kind dat vooruit fietst en aan het einde van het pad ongeduldig omkijkt om te zien of de overige gezinsleden al in aantocht zijn… Wie herkent het niet? Hoewel dit alledaagse beeld wordt opgeroepen door de illustratie op de omslag van Dat beloof ik, de nieuwste roman van Roxane van Iperen (1976), is er één detail dat het plaatje iets sinisters geeft: de gelaatstrekken van het kind op de foto ontbreken.  

Roxane van Iperen debuteerde in 2016 met Schuim der aarde (Lebowski 2021), een in Brazilië gesitueerde roman over het gevecht om het bestaan van weeskinderen en prostituees. Haar bekendheid bij het grote publiek dankt zij echter aan ’t Hooge Nest (Lebowski 2022), het non-fictieverhaal over de geschiedenis van het huis waar zij met haar gezin woont. Zij staat bekend als een schrijfster die zware onderwerpen in haar verhalen niet schuwt en zich in het publieke debat fel teweerstelt tegen machtsmisbruik op welk niveau dan ook. Of het verhaal zich nu afspeelt in Brazilië, Rwanda (De genocidefax, Lebowski 2022) of Nederland (Eigen welzijn eerst, Thomas Rap 2022) sociale ongelijkheid en overlevingsmechanismen die de dynamiek tussen onderdrukkers en onderdrukten bepalen, zijn telkens terugkerende thema’s. Met Dat beloof ik heeft zij volgens haar uitgever het ‘oerboek’ geschreven, waarin duidelijk wordt hoe de verwerking van jeugdervaringen aan de basis ligt van de centrale thematiek binnen haar oeuvre.
 
Dat beloof ik vertelt het verhaal van de twaalfjarige M., die opgroeit in een disfunctioneel gezin waarin de machtsverhoudingen zich uiten in fysiek geweld en mentale mishandeling. Vanwege de louche praktijken van haar vader moet het gezin geregeld verhuizen. Iedere keer moet M. zich aanpassen aan een nieuwe omgeving en haar plaats in een nieuwe klas bevechten. Haar ouders weten niet dat zij op één van deze scholen het slachtoffer is van wrede pesterijen die zij stoïcijns over zich heen laat komen.
 
M. heeft geleerd dat zij voor de buitenwereld de schone schijn op moet houden, omdat zij volgens haar moeder uit huis geplaatst zal worden als hulpverleningsinstanties erachter komen wat zich in het gezin afspeelt. Hoewel moeder regelmatig met de kinderen wegvlucht, keren ze na verloop van tijd altijd weer terug. Bij iedere vluchtpoging staan M.’s zintuigen op scherp, omdat ze niet weet hoe lang ze gevrijwaard zullen zijn van het geweld. Alleen bij haar oma op de boerderij voelt zij zich enigszins veilig, maar na oma’s dood verliest ze ook deze veilige haven.
 
In de herfst vluchten moeder en de kinderen naar een vakantiepark. Als haar moeder overdag op pad gaat, moet M. op haar jongere broertje Boelie passen. Op een dag verslapt haar aandacht en verdrinkt hij bijna. M. wordt voor straf naar een manege in de Ardennen gestuurd, waar zij zich de vernederingen van de knechten en de zoon van de eigenaar laat welgevallen. Alleen tijdens het verweiden van de paarden voelt ze zich gelukkig. Na enkele weken komt haar moeder haar ophalen en keren zij terug naar haar vader.
 
In de winter is de gezinsdynamiek veranderd. Vader en moeder vormen een front om Boelie te beschermen en sluiten haar buiten. Ook op school heeft M. niet langer de behoefte om zich aan te passen aan de groep. Ze probeert onzichtbaar te worden, maar zoekt wel het gezelschap van de woonwagenbewoners aan de rand van het dorp. Als haar vader een van hen een onbetrouwbare auto verkoopt, moeten ze echter weer verhuizen.
 
In de lente woont het gezin in de buurt van Antwerpen. Tijdens een van haar tochten door het bos stuit M. op de paarden van een oude kunstschilder. Vanaf dat moment keert zij dagelijks na schooltijd terug om de paarden te verzorgen en model te zitten voor de schilder. Als zijn schilderijen in een galerie in Antwerpen tentoongesteld worden, gaat zij met hem mee. Na de vernissage beseft zij dat ze ook voor hem slechts een voorbijganger is en dat ze op zichzelf is aangewezen.
 
Via subtiele nuances in de woordkeuze wordt de lezer aangespoord tot empathisch lezen. Als lezer word je ondergedompeld in M’s leven en ervaar je haar machteloosheid en rusteloosheid: zij is altijd op haar hoede en voelt zich alleen veilig als ze in beweging is. Je wordt meegenomen in haar gevoels- en gedachtewereld, maar het belangrijkste onderscheidende identiteitskenmerk, haar voornaam, blijft onbekend. Je zou hierin een vingerwijzing kunnen zien naar de anonimisering van dossiers door instanties. Hoewel M. als slachtoffer van geweld sympathie oproept, blijkt zij zelf ook manipulatief gedrag te vertonen. Hiermee geeft de auteur aan dat de verhoudingen in situaties van huiselijk geweld minder zwart-wit te definiëren zijn dan buitenstaanders denken.
 
Daar de lezer de overige personages slechts leert kennen vanuit M.’s perspectief, blijven de meeste ‘flat characters.’ Hierin uit zich de onbetrouwbaarheid van de verteller: de karakterbeschrijving van degenen door wie ze zich gezien voelt, vertoont meer diepgang. Gaandeweg wordt bovendien duidelijk dat ook haar beschrijvingen van bepaalde gebeurtenissen niet betrouwbaar zijn, omdat ze ‘afstand neemt in haar hoofd’. Dit leidt tot de vraag: is het een verdedigingsmechanisme óf is M. waanzinnig?  
 
Maar dit is niet de enige vraag waarop de lezer geen antwoord krijgt. De roman is ingedeeld in vier delen die de naam van de seizoenen als titel hebben, wat suggereert dat het verhaal zich in één jaar afspeelt. Doordat het gedrag van de twaalfjarige hoofdpersoon vooral in het laatste deel dat de titel Lente heeft gekregen, wat ouwelijk is, lijkt het alsof de gebeurtenissen in het verhaal meerdere jaren bestrijken. De titel van dit vierde deel is echter wel veelzeggend, omdat de lente een nieuw begin symboliseert.
 
Toch blijf je achter met een gevoel van ongemak, nadat je het boek gesloten hebt. Van dit dieptrieste verhaal beklijven vooral de opeenvolging van traumatische gebeurtenissen en de eenzaamheid van een twaalfjarige die zich ongewenst weet, wat blijkt uit de woorden:
 
‘als je eruitziet alsof je eigen moeder je niet wil,
wil een ander al helemaal niets met je te maken hebben.’
 
Roxane van Iperen: Dat beloof ik, Thomas Rap, Amsterdam 2023, 378 p. ISBN 9789400408562. Distributie Standaard Uitgeverij

deze pagina printen of opslaan

Nieuwe recensies



ontwerp: Ann Van der Kinderen   |   programmatie: dataweb   |   © MappaLibri