‘Hun lot is het lot van dit land’
Na De ondergrondse spoorweg, dat in
2017 bekroond werd met de Pulitzer Prijs, vertelt Colson Whitehead in The Nickel Boys (2019, De jongens van Nickel) het indrukwekkende
verhaal van een tuchtschool. Hij schreef de roman naar aanleiding van de
gruwelijke ontdekkingen in 2011 van een tuchtschool in Florida, waar onderzoek
bevestigde dat er sprake was van lijfstraffen, marteling en seksueel misbruik.
Ook kwam aan het licht dat er meer dan honderd lichamen op het terrein van de
instelling lagen begraven. Geheime graven voor nooit teruggevonden zwarte
jongens. Je kunt veel verbergen in een stuk land, maar het verleden achterhaalt
je toch.
De jongens van Nickel gaat over een
maatschappij met een slavernijverleden, in al haar racistische uitingsvormen.
De geschiedenis is erg actueel in de huidige Verenigde Staten waar de
gevangenissen worden overbevolkt door zwarte mannen en waar racistische
politieagenten vrijgepleit kunnen worden na het neerschieten van een zwarte jongen.
Het verhaal begint met de ontdekking van de stoffelijke resten van jongens op
het terrein van de tuchtschool Nickel. De in New York wonende volwassen Elwood
Curtis leest over de opgravingen en herbeleeft zijn verleden in deze
instelling.
We gaan terug in de tijd en
leren Elwood kennen als kind in de vroege jaren 1960. Elwood is een rustige,
intelligente jongen die opgroeit bij zijn grootmoeder Harriet. Toen hij zes was
gingen zijn ouders ervandoor en dat was ook het moment waarop hij zich bewust
werd van de wereld. Hij is ontvankelijk voor de geboden van hogere orde. Hij
krijgt van Harriet een lp cadeau, Martin
Luther King at Zion Hill. De toespraken, in verschillende steden opgenomen,
geven woorden aan gevoelens die Elwood zelf niet kan verwoorden en verbinden hem
met een hogere waarheid: de waarheid dat je net zoveel waard bent als anderen,
ook al wil een boosaardig systeem van uitsluiting je iets anders doen geloven. Hij
is de belichaming van een nieuwe generatie die Martin Luther King aanspreekt.
Hij krijgt een
baantje aangeboden in een sigarenzaak. De tijdschriften en de kranten maken
zijn wereld opnieuw groter. Hij leest over nobele acties, busboycots en
demonstraties die door blanken hardhandig tegemoet worden getreden. Hij kan
niet verklaren waarom, maar ondanks zijn jeugdige leeftijd, magere lichaam en
bril wil hij ook deel uitmaken van de strijd. Tot Martin Luther King hem de
woorden ervoor geeft:
‘Diep in onze ziel moeten wij geloven dat wij iemand zijn,
dat wij ertoe doen, dat wij van waarde zijn, en iedere dag opnieuw moeten wij
onze aardse weg bewandelen met dat gevoel van eigenwaarde, dat gevoel iemand te
zijn.’
Hij
luistert steeds opnieuw naar de plaat die blijft ronddraaien, als een argument
dat steeds terugkeert naar zijn onbetwistbare uitgangspunt.
Op de middelbare school maakt
hij kennis met meneer Hill die op de eerste dag stiften uitdeelt om alle
racistische opmerkingen van blanke leerlingen in de tweedehands schoolboeken
door te krassen. Elwoods hart bonkt ervan. Waarom had nooit iemand dit eerder
bedacht? Meneer Hill heeft meegelopen in demonstraties, hij ging in verboden
eetgelegenheden zitten wachten tot hij werd
bediend om vervolgens te worden weggevoerd door sheriffs. Hij geeft les
over de Amerikaanse geschiedenis van na de Burgeroorlog, en hij gebruikt de
lessen om de leerlingen mee te nemen naar het heden, door verbanden te leggen
tussen wat er honderd jaar geleden was gebeurd en hun huidige leven. Ze kwamen
steevast bij hun eigen deur uit.
Op zijn laatste schooldag krijgt Elwood van meneer Hill een
exemplaar van Notes of a Native Son
van James Baldwin, wat zijn denken in een stroomversnelling brengt. ‘Negers
zijn Amerikanen en hun lot is het lot van dit land.’ Elwood is geïntrigeerd
door meneer Hill. Hij was altijd op zoek geweest naar iemand die net zo naar de
wereld keek als hij, mensen met een oor voor de onderliggende muziek van de
hogere geboden. Meneer Hill ziet ook iets bijzonders in Elwood en vertelt hem
over de mogelijkheid voor leerlingen met potentie om gratis lessen te volgen
aan de hogeschool.
Onderweg naar zijn eerste dag op de hogeschool lift Elwood met iemand die
de auto waarin hij rijdt, gestolen blijkt te hebben. Na een aanhouding wordt
besloten dat Elwood naar de gesloten inrichting Nickel moet. De blanke en
zwarte jongens verblijven in gescheiden afdelingen. De blanke jongens hebben het
al niet makkelijk, maar de zwarte hebben het zelfs nog zwaarder. Ze krijgen
slechter eten en zwaardere straffen. Wanneer Elwood een keer ingrijpt tijdens
een ruzie wordt hij meegenomen naar wat bekend staat als het Witte Huis, om tot
bloedens toe afgeranseld te worden met een leren zweep. Zwarte jongens bekopen
het soms zelfs met de dood zonder dat iemand ervoor wordt gestraft. De afdeling
is een geconcentreerde versie van de racistische samenleving, maar ook hier vindt
Elwood houvast in de toespraken van Martin Luther King:
‘Het zal jullie geest op ongekende wijze verrijken. Het zal
jullie dat zeldzame gevoel van verhevenheid geven dat slechts kan voortkomen
uit liefde en onbaatzuchtig hulpbetoon aan jullie naasten. Maak van je
menselijkheid je roeping. Maak die de kern van je bestaan.’
In Nickel raakt Elwood bevriend
met Turner die in alles zijn tegenpool is. Turner is cynischer, hij is streetwise,
kent de regels van het spel en probeert niet in de problemen te komen terwijl
Elwood niet aan de zijlijn kan staan en gelooft in een hogere norm voor
iedereen. Als iedereen de andere kant op keek, was iedereen medeplichtig. Als
hij de andere kant op keek, was hij net zo schuldig als de rest. Turner gelooft
niet dat het iets uithaalt, binnen niet en buiten niet. Hij is ervan overtuigd
dat racisme in het DNA zit van de samenleving, dat zonen van slavendrijvers een
cultuur voortzetten die ze van hun vaders hebben geleerd. Hij gelooft dat rechtvaardigheid
alleen bestaat in theorie.
Er waren meerdere manieren om te ontsnappen aan Nickel: je
tijd uitdienen, overlijden, weglopen. En volgens Elwood was er nog een manier:
Nickel afschaffen. Want ‘het leven is geen hindernisbaan. Je kunt niet om de
obstakels heen of ertussendoor. Het leven is iets waar je dwars doorheen moet.
Met rechte rug, wat ze je ook aandoen.’ Elwoods plan is stiekem een brief te geven
aan iemand van de inspectie, zijn vertrouwen stellen in een wildvreemde. ‘Het
was iets wat even onmogelijk was als degene die je kapot wil maken liefhebben,
maar dat was wel de boodschap van de burgerrechtenbeweging: vertrouw op
rechtschapenheid die uiteindelijk in elk mensenhart te vinden is.’
Is Elwood naïef, of
is de samenleving koppig in zijn verzet om te veranderen? Ondanks dat hij niet
wordt gehoord weet hij in ieder geval een verandering teweeg te brengen bij
zijn vriend Turner. Hij weet de boodschap over te brengen dat overleven niet
genoeg is, dat je moet leven. Leven in een land waar je wordt behandeld als een
andere diersoort.
De jongens van Nickel
verkondigt de boodschap van dominee King, de hogere geboden. Het doet verlangen
naar menselijke waardigheid, naar een cultuuromslag in een samenleving met
Trump als president, maar ook een samenleving die mensen voortbrengt als Elwood,
mensen die een belofte in zich dragen voor de toekomst. Het is een vlammend
boek met hetzelfde vuur als bij James Baldwin. Colson Whitehead schrijft
grootse literatuur en toont met zijn nieuwste roman de politieke kracht van
literatuur. Hij schudt wakker. Met hernieuwd besef dringt door dat de rassenwetten
nog niet zo lang geleden van kracht waren en dat de schaduw ervan nog ver
reikt.
Colson
Whitehead: De jongens van Nickel, Atlas/Contact, Amsterdam 2019, 270 p. ISBN 9789025454579.
Vertaling van The Nickel Boys door Harm Damsma en Niek Miedema. Distributie VBK
België
Colson
Whitehead: The Nickel Boys, Doubleday New York, 2019, 213 p. ISBN 9780385545440. Distributie Penguin RandomHouse USA
deze pagina printen of opslaan