Roel
Richelieu Van Londersele en Charles Ducal voeren al enkele jaren de redactie
over de website Het gezeefde gedicht,
waar aspirant-poëten hun werk kunnen voorleggen voor kritische (maar steevast
constructieve) feedback en een eventuele publicatie. In aansluiting op dat
succesvolle initiatief is ondertussen ook een reeks gedrukte publicaties
gestart. Naast debuutbundels is daarin ook plaats voor een bloemlezing van
gevestigde Vlaamse dichters. De grote
inkijk verschilt echter van zijn soortgenoten doordat ditmaal niet de
samenstellers de keuze van de geselecteerde verzen hebben uitgevoerd, maar dat
werkje hebben overgelaten aan de dichters zelf. Die kregen de vraag om uit hun
werk vijf gedichten te selecteren, waarvan er uiteindelijk drie in dit boek
zijn opgenomen; de uiteindelijke keuze is de verantwoordelijkheid van de twee
samenstellers.
Het resultaat is, zoals te verwachten viel, een erg heterogeen maar boeiend
panorama van wat de Vlaamse poëzie te bieden heeft; de Nederlanders zijn buiten
beschouwing gelaten omwille van plaatsgebrek (en allicht ook wel financiële
beperkingen). De teksten zijn daarbij chronologisch gerangschikt volgens de
geboortedatum van de betreffende dichters, zodat het boek opent met de
ouderdomsdekens Hedwig Speliers, Lucienne Stassaert en Roland Jooris, en eindigt
met de kersverse geluiden van onder meer Carmien Michels, Charlotte Van den
Broeck en Moya de Feyter. Alleen al dat lijstje laat een belangwekkende
‘vervrouwelijking’ zien van de dichtersbent, maar ook een verschuiving van het
zorgvuldig geschreven naar het publiek gebrachte gedicht. Het is een lijn die
merkwaardig genoeg gepaard lijkt te gaan met een verlies aan cultureel prestige
en publieke aandacht, maar tegelijk toont dit boek hoe vitaal uiteenlopende
literaire praktijken waren en nog steeds zijn. Een beter visitekaartje voor de
poëzie vandaag is nauwelijks denkbaar.
Het heeft weinig zin de hele
inhoudstafel van De grote inkijk weer
te geven. Van de grote namen ontbreken er niet zoveel, al mis ik bijvoorbeeld
Leonard Nolens en Dirk van Bastelaere (maar schrijft dit laatste nog wel
poëzie?). Omgekeerd is uitgeverij P bijzonder sterk vertegenwoordigd. Het valt
op hoe de meeste oudere dichters in hun toch beperkte selectie de evolutie van
hun werk laten zien en zo toch een herkenbaar beeld van hun oeuvre tonen. De
hoofdmoot van het boek is echter gereserveerd voor jonge(re) talenten, en die
zijn hier vrijwel alle vertegenwoordigd. Zij laten een breed spectrum zien.
Sommige dichters schrijven verder in de stijl van de neo-avant-garde, met poëzie
die sterk gericht is op taal en beelden, waarin het vers een soort van autonome
ruimte tot stand brengt die de lezer aan het denken wil zetten. Andere dichters
richten zich veel meer op de exploratie van het autobiografische en de wereld,
met teksten die vooral gericht zijn op inleving en de ontdekking van wat mensen
kan bezielen. Het lijken twee visies op poëzie die onverzoenbaar zijn, maar
deze bloemlezing laat voortreffelijk zien hoe beide dimensies frequent
samenkomen. Ook bij de zogenoemde podiumdichters is die spanning merkbaar
tussen een publieksvriendelijke communicatie enerzijds en de noodzaak om zich
literair te laten gelden anderzijds.
Lang niet alle gedichten (en
dichters) in deze Grote inkijk zijn
wat mij betreft even overtuigend, maar dat in zo’n ruime keuze wel wat
middelmatig materiaal opduikt, is niet zo verwonderlijk. Hoe dan ook geeft de
bloemlezing een mooi beeld van wat er bij dichters leeft. Hopelijk laat ze ook
zien dat er bij lezers ook zoveel dynamiek aanwezig is.
Jana Arns, Jana, Roel Richelieu
Van Londersele (red.): De grote inkijk. 60+1 vooraanstaande Vlaamse dichters
kozen hun favoriete gedichten uit eigen werk, De Zeef, Gent 2019, 205 p. ISBN 9789492339898. Distributie Uitgeverij P
deze pagina printen of opslaan