Je
kunt zien waar een samenleving mee in de knoop zit als je haar toekomstverhalen
leest. Een roman die zich in de toekomst afspeelt, biedt een auteur immers een
podium dat ver verwijderd is van de huidige toestand van de wereld en waarbij
teruggeblikt kan worden op alle fouten en, minstens zo belangrijk, gekeken kan
worden naar de manier waarop mensen in de toekomst moeten leven met de gevolgen
van die fouten.
In de jaren
zestig en zeventig, toen de dreiging van de Koude Oorlog tastbaar was, vormde
overleven tijdens en na een atoomoorlog het thema van menig kinder- en
jeugdboek. Daarna werd het even stil rond het genre, maar sinds het begin van
de eenentwintigste eeuw zijn sciencefiction- en toekomstromans voor jongeren
(en niet alleen voor hen) helemaal terug. De grootste bedreiging is nu geen
kernoorlog meer, maar de opwarming van de aarde en de vernietiging van ons
ecosysteem. In de nieuwe generatie toekomstromans staat dan ook steevast de
relatie van de mens met zijn natuurlijke omgeving (waaronder vaak ook het eigen
lichaam) ter discussie. In de meeste verhalen heeft zich een kantelpunt
voorgedaan: een milieuramp of een gelijkaardig apocalyptisch fenomeen heeft de
mensheid op de rand van de afgrond gebracht en de omgeving vernield of sterk
veranderd – tot daar weinig nieuws. De veranderingen weerspiegelen zich echter
ook in de sociale verhoudingen: één bevolkingsgroep wordt duidelijk als
superieur beschouwd ten opzichte van de andere. En bijna altijd is het
hoofdpersonage een krachtige jonge vrouw die losbreekt uit haar omgeving en
die, vaak na ontberingen of grote uitdagingen, een ander beeld krijgt van
zichzelf en de wereld. Die elementen zijn wél nieuw: de jongens van weleer
hebben baan geruimd voor vrouwelijke protagonisten, en de sociale strijd gaat
gepaard met een herwaardering van het landschap.
Over dit fenomeen
is in 2013 een interessante studie verschenen van de Australische Alice Curry.
In Environmental Crisis in Young Adult
Fiction bekijkt ze young adult-literatuur over ecologie en sociale
revolutie vanuit een ecofeministische hoek. Als beschouwende inleiding op het
artikel van Alice Curry verderop in deze Leeswelp, gaan we hier alvast wat
dieper in op een aantal aspecten uit haar onderzoek.
De ‘natuurlijke’ taak?
Ecofeminisme is een relatief recente stroming die feministisch en
ecologisch gedachtegoed verenigt. Centraal staat de idee dat de maatschappelijke
mentaliteit die leidt tot de overheersing en onderdrukking van vrouwen een
verband heeft met het misbruik dat de mens maakt van het milieu.
Nogal
wat feministen zagen deze stroming bij aanvang niet erg zitten. Het
ecofeminisme probeerde immers de band tussen de vrouw en de natuur opnieuw
sterker onder de aandacht te brengen, en hadden vrouwen nu juist geen eeuwen
gevochten om het juk af te werpen van wat al te strikt beschouwd werd als hun
‘natuurlijke’ taak, namelijk: kinderen baren, voor het huishouden zorgen en
zich ver houden van alle publieke functies?
Een tweede golf van
het ecofeminisme focust dan ook eerder op de negatieve aspecten van vrouwelijke
en ecologische passiviteit dan op een vermeende natuurlijke band tussen beide.
Door de natuur te interpreteren als ‘vrouwelijk’ (en niet de vrouw als
natuurlijk) komt een sterke parallel bloot te liggen. Het is inderdaad zo dat
de meeste dingen die op politiek, sociaal en ecologisch vlak op onze planeet
gebeuren, beslist worden vanuit het neoliberale standpunt van de
kapitalistische blanke man (of op zijn minst vanuit een zienswijze die die
signatuur draagt). De kwetsbare partijen zijn ‘vrouwelijk’: inheemse volkeren,
vrouwen, kinderen en het ecosysteem. In die zin slaat het ecofeminisme hard op
een spijker.
Het ecofeminisme wil zich daarnaast ook onderscheiden
van wat omschreven wordt als deep ecology, de milieubeweging die het
antropocentrisme van onze huidige samenleving bekritiseert en ijvert voor een
beter samenleven met het ecosysteem. Eerder dan de mens in zijn geheel als het
probleem te zien, focust het ecofeminisme op het androcentrisme: de al te ver
doorgeslagen mannelijke waarden die niet alleen onze natuurlijke leefomgeving,
maar net zo goed een groot deel van de mensheid geweld aandoen. Er is nood,
argumenteert Curry, aan brede diversiteit op elk vlak.
Wat haar
studie opmerkelijk maakt, is dat Curry het pad van jeugdliteratuur inslaat. De
onderzoekster houdt een selectie van young adult-romans tegen het ecofeministische
licht. Sommige daarvan zijn in het Nederlands vertaald (De hongerspelen (Suzanne Collins), Hoe ik nu leef (Meg Rosoff), Exodus
(Julie Bertagna)), maar meer dan de helft is alleen in het Engels
verkrijgbaar.
Te dicht bij de zon
Een
van de interessantste theoretische concepten die Curry naar voren schuift, is
embodiment. Ze omschrijft het als volgt: ‘Subjectiviteit en objectiviteit
ontstaan niet uit een ontworteld bewustzijn, maar vanuit de ervaring om te
handelen vanuit – en met – het fysieke, instinctieve en sterfelijke voertuig
dat het lichaam is’. Een van de problemen vandaag, zowel in onze omgang met
vrouwen als met het ecosysteem, is dat de mens er niet in slaagt dit ‘geworteld
zijn’ in fysieke sterfelijkheid volledig te omarmen, en dat die kwestie wordt
voorgesteld als een vorm van ‘vrouwelijke’ zwakte. Anders gezegd: met
‘mannelijke’ waarden bestormen we Icarusgewijs de hemel. Technologie,
vooruitgang, macht: ze kennen geen enkele maat of grens. De ‘vrouwelijke’ waarden,
veel meer ingebed in lichaam, landschap en menselijke relaties, brengen van
nature fysieke en emotionele grenzen met zich mee. De Icarusmentaliteit veracht
elke vorm van begrenzing als een beperking of een teken van zwakte. Maar we
kennen het bittere einde als de held in zijn hoogmoed te dicht bij de zon
vliegt.
Het ecofeminisme biedt een sterk theoretisch en
filosofisch kader om deze inzichten te verwoorden, en bepleit daarbij precies
het belang van de ‘vrouwelijke’ inbedding, het respect voor grenzen en de zorg
voor de ander.
Embodiment
of ’geworteld zijn’ wil concreet vaak ook zeggen dat de focus van de verhalen
of de personages zich richt op specifieke plaatsen of locaties. Vragen over het
lot van de aarde en een menswaardige behandeling van de zwakkeren krijgen een
veel scherper antwoord als ze bekeken worden met een schoffel in de hand en
uitzicht op een akker, of in een woud met een boog als enig middel om te
overleven, dan vanuit een steriel kantoor met de airconditioning op 18 graden.
De filosofische ommezwaai die samenlevingen volgens het
ecofeminisme moeten maken, wordt fysiek en emotioneel beleefd door de
personages in de besproken romans en dus ook, tot op zekere hoogte, door de
lezer. Daardoor laten nogal wat van deze young adult-romans zich lezen als een
verhuld politiek pamflet. Bijvoorbeeld: de manier waarop een dramatische
omwenteling heeft plaatsgevonden (de ecologische apocalyps) en de rol die
regeringen en wereldsystemen hierin hadden, is in deze boeken beslist niet
toevallig gekozen. De nieuwe samenlevingen die na deze omwenteling ontstaan,
zijn doorgaans gebouwd op principes van ongelijkheid, waarbij de klasse die
zich omringt met technologie en bezit hoger wordt geacht dan groepen die
gedwongen ‘in de wildernis’ moeten overleven. Door hun openlijke protest tegen
dergelijke socio-economische maatschappelijke structuren en het ecologisch
verval, met als focuspunt een adolescent met wie veel jongeren zich kunnen
identificeren, stellen deze boeken de lezer voor een morele keuze. Zelfs Donald
Sutherland, de acteur die in de verfilming van The Hunger Games president Snow vertolkt, gaf in interviews te
kennen dat hij hoopte dat de prent jonge generaties wakker kon schudden en hun
zich de ethische vraag zou laten stellen waar ze met de wereld naartoe willen.
Dier én
jager
Curry behandelt uiteenlopende thema’s en concepten
waarmee het ecofeminisme zich bezighoudt, en die telkens in een aantal van de
gekozen romans terug te vinden zijn. De manier waarop we de planeet en haar
ecosysteem als geheel bekijken, is al genoemd. Een ander motief in veel boeken
waar Curry in haar onderzoek uitgebreid op ingaat, is de symboliek van het
lichaam. De pogingen om het menselijk lichaam te ‘emanciperen’ van alles wat natuurlijk
is, door technologische ingrepen die van mensen halve robots maken of door het
dogmatisch doorvoeren van extreme schoonheidsidealen, staan symbool voor wat de
politieke regimes uit de romans willen doen met mensen in het algemeen. Het
vraagt niet zoveel denkwerk om in de hyperartificiële consumptiecultuur van
Panem, en de ontmenselijking van de jonge tributen die tot statussymbool en
consumptieproduct worden gemodelleerd in De
hongerspelen, een rauwe maatschappijkritiek te lezen. En het slagveld waarop
de strijd van natuurlijke vrijheid versus dictatoriale controle wordt gevoerd,
is Katniss’ lichaam.
De manier waarop Katniss stelselmatig wordt
voorgesteld als enerzijds een jager en anderzijds bijna dierlijk in haar
primitiviteit, levert een fraai spanningsveld op. In de hoofdstad wordt ze
‘menselijk’ gemaakt door de stylisten, om vervolgens op haar dierlijke
instincten te moeten terugvallen en fysiek zware ontberingen te doorstaan. Dat
alles bij elkaar zorgt ervoor dat haar opstandigheid groeit en ze het gezicht
van de revolutie zal worden, met een dier (de spotgaai) als symbool. Andere
thema’s die in de studie aan bod komen, zijn de ethiek van zorg (in
tegenstelling tot bezit en overheersing), het losbreken uit
genderstereotypering, en de manier waarop de mens zich superieur waant in
verhouding tot de natuur.
Het gevaar om de natuur te zien door
menselijke denkkaders wordt belicht door in te gaan op hoe in de boeken de
wilde natuur ofwel wordt opgevoerd als een idyllisch arcadia, ofwel als iets
wat tot in de puntjes door de mens gemanipuleerd kan worden. Hoewel het riskant
is om primitieve culturen en oorspronkelijke bewoners te beschrijven met
diezelfde westerse, moderne blik, vinden we hen toch vaak opgevoerd in young
adult-boeken als opstandige alternatieven voor totalitaire werkelijkheden
waaruit de hoofdpersonages willen of moeten ontsnappen.
Mystiek en
activisme
Ook op het domein van spiritualiteit hebben de young
adult-romans dingen te bieden die ecofeministen toejuichen. Ecofeministische
spiritualiteit probeert in de eerste plaats de verbroken relaties tussen mens
en natuur te herstellen. De momenten van intieme verbondenheid met en groot
ontzag voor de natuur die de personages in zowat alle boeken beleven, sluiten
hier naadloos bij aan.
In het westen hebben we wat we beschouwen
als waardevolle natuur afgebakend in parken en reservaten, argumenteert Curry,
en de westerse ecologiebewegingen zijn er nog altijd niet in geslaagd om in te
zetten op de ‘gewortelde’ mens. Een oplossing hiervoor ligt in het opwaarderen
van het lokale niveau (de omgeving waarin we ons elke dag bevinden), en daar in
harmonie mee te leren samenleven. Dit idee wordt bijvoorbeeld zeer mooi
uitgewerkt in Meg Rosoffs Hoe ik nu leef,
waar Daisy evolueert van een meisje dat worstelt met anorexia naar een jonge
vrouw die zich op een bijna mystieke manier verbonden voelt met het landschap
en van daaruit haar eigen lichaam opnieuw ontdekt. Veel hoofdpersonages in
Curry’s selectie hebben een vervreemde relatie met hun eigen lichaam en met hun
omgeving, en transformeren op een of andere manier in de loop van het verhaal.
Er ligt duidelijk meer dan een theoretisch concept aan de basis
van Curry’s onderzoek. Al is ze zorgvuldig genoeg om het nooit expliciet te
verwoorden, de lezer voelt dat haar ecofeminisme minstens gedeeltelijk een
moreel standpunt is. Eerder dan te onderzoeken hoe ecofeministisch de gekozen
boeken zijn, lijkt Environmental Crisis
in Young Adult Fiction soms een ethisch punt te willen maken aan de hand
van een zeer bewuste literatuurselectie. In die zin krijgt deze studie iets
zelfbevestigends. Een lezer vraagt zich wel eens af hoeveel van de
ecofeministische motieven en standpunten die Curry uit de tekst fileert
eigenlijk bewuste beslissingen van de auteurs zijn. Anderzijds is het
natuurlijk zo dat we, zoals ik aan het begin van dit artikel al schreef, het
laatste decennium inderdaad een sterke golf van toekomstverhalen en
sciencefiction met ecologische thema’s zien, en veel van de verhaalelementen
ervan zijn bedoeld als kritische metaforen. Stellen dat Curry in de boeken
dingen zoekt die er helemaal niet zijn, is dus een paar bruggen te ver.
Kunnen young adult-romans als deze jongeren aanzetten tot een vorm van
activisme? Curry lijkt te denken van wel. Ze formuleert de hoop dat lezen de
jonge lezer moreel kan opvoeden en hem kan dwingen een standpunt in te nemen.
Nu kiezen lezers in zekere zin altijd kant als ze zich identificeren met
personages in een verhaal, maar of dat zich voor de meerderheid van de lezers
ook laat vertalen in doorleefde politieke standpunten, valt mijns inziens toch
te betwijfelen. Boeken (en films), en zeker populaire fantasy of
sciencefiction, blijven voor het grote publiek in de eerste plaats goed
amusement. Curry’s hoop dat deze young adult-romans voor een ethisch reveil
zorgen, klinkt dan ook een beetje illusoir. Anderzijds mogen we natuurlijk ook
rijpere lezers niet onderschatten. Er zullen er zeker zijn, en niet alleen
volwassenen, die de inzichten die deze boeken bieden, begrijpen en ter harte
nemen.
Alice Curry trekt de jeugdliteratuur een nieuw en
onverwacht filosofisch onderzoeksdomein in. Dat is beslist een verrijking.
Tegelijk geeft ze young adult-boeken op deze manier een academisch podium en
neemt ze ze ernstig op een manier die kinder- en jeugdboeken maar zelden te
beurt valt. Een kruisbestuiving om verheugd over te zijn en waar beide partijen
beslist hun voordeel mee kunnen doen. Nu alleen nog even de planeet redden…
Oorspronkelijk
verschenen in De Leeswelp 2014
deze pagina printen of opslaan