13+ - Ik lees De gans en
zijn broer van Bart Moeyaert op precies het goede moment: wind jakkert om
het huis en regen slaat tegen de ramen. In het boek maken de ganzen zich op om
te vertrekken, want ‘ganzen zijn niet op de winter gekleed’. Het is een van de
vele zekerheden die meteen weer in vraag wordt gesteld: moeten ze echt in het
verre Spanje overwinteren? En wat met de andere dieren, die thuisblijven?
Bart Moeyaert verzamelt in deze bundel een veertigtal
verhalen over de gans en zijn broer, meer dan tien jaar geleden geschreven voor
De Standaard Magazine en nu herwerkt en aangevuld. De verhalen sluiten
bij elkaar aan en volgen elkaar min of meer op in de tijd, maar zijn ook
afzonderlijk leesbaar. Door hun gesprekken, gedachten en handelingen zetten de
vermenselijkte dierenpersonages typisch menselijke gedragingen te kijk,
waardoor de verhalen ook vaag verwant zijn aan parabels. De wat beklemmende
sfeer is onmiskenbaar Bart Moeyaert: verstilde gesprekken, sterke observaties,
een omgeving als een schilderij van Edward Hopper — al doe ik met die
verwijzing onrecht aan Gerda Dendooven. Haar hoekige illustraties bij de
verhalen treffen immers sprekend de licht absurde toon, waarbij geldende
perspectieven op de helling worden gezet. Net als Moeyaert zelf schrapt ze alle
overtollige details en selecteert ze nauwgezet de lijnen, vormen en kleuren die
het verhaal in de kern treffen. De sobere uitvoering in oranje en donkerblauw
werkt hier prima, en maakt van de uitgave een mooi en uiterst verzorgd geheel
(op enkele spijtige foute zinsafbrekingen na). Het compacte pocketformaat, de
stijlvolle, wat klassieke grijze kaft, de feloranje schutbladen en het oranje
leeslint maken De gans en zijn broer helemaal af — een ideaal
geschenkboek, al staat het natuurlijk ook erg mooi op het eigen nachtkastje. Op
een dergelijke plek hoort het, want de verhalen moet je mondjesmaat lezen, om
het filosofische spel met taal en de psychologische ontleding van mensen en
relaties goed op je te laten inwerken.
Een stel knotwilgen, een schuur, de boerin, de schapen, de
kalkoenen en de hond: die elementen vormen de habitat van de gans en zijn
broer. Moeyaert heeft aan deze kleine bezetting genoeg om een breed scala aan
universele gedachten en gevoelens bloot te leggen. De verteller in De gans
en zijn broer is niet gebonden aan één perspectief, en observeert vaak wat
van buitenaf, als een schilder die een landschap penseelt. In één zin wordt
veel meer neergezet dan pakweg de sneeuw van het landschap: ‘Voor wie een jas
droeg was de wereld mooi.’ Ontzettend knap is ook hoe Moeyaert het gewicht van
schijnbaar kleine voorvallen weet te treffen, zoals wanneer de verwachte
reactie op de onverwachte thuiskomst van de ganzen uitblijft in het verhaal
‘Surprise’, of wanneer de dieren zich aan foute veronderstellingen
vergalopperen in ‘Harteloos’. <br
/>
Slechts enkele
verhalen, voornamelijk in het deel na de terugkeer van de ganzen, gaan wat te
veel ‘liggen’. Hun dwingende karakter lijkt kleiner, alsof zij niet per se
geschreven moesten worden. Die ‘luwte’ verdwijnt echter in het niets bij de
kracht van een verhaal als ’Ongezegd’, waarin de ganzen elkaar tot in het
absurde proberen te sparen na een eerste misverstand. ‘Ze maakten ook geen
geluidjes in hun keel. Je wist nooit of de ander er niet een volzin in hoorde.’
Het verband tussen lichaamstaal en gedachten en hoe dat verband communicatie
ondersteunt of net in de weg zit, krijgt ook vorm in ‘Wij’. ‘De broer haalde
zijn kop tussen zijn vleugels uit en keek een paar tellen naar zijn broer. Als
het knipperen van zijn ogen een geluid had gemaakt, dan zou hem dat goed zijn
uitgekomen. Dan zou zijn broer meteen hebben gehoord dat hij het een heel
vervelende vraag vond.’
De gans is een
binnenvetter, maar niet alle verhalen zijn even zwaar. Luchtiger zijn de
toespelingen op het eetgedrag van de mens, waarbij de lezer een
kennisvoorsprong heeft op de dieren. In ‘Het lam’ ontstaat bijvoorbeeld een
discussie over de uitspraak ‘Vergeet niet dat je iets bijzonders hebt!’. Het
woord ‘zwezeriken’ krijgt er een nieuwe betekenis.
Wie het werk van Bart Moeyaert
geruime tijd volgt, en daarnaast ook interviews of blogberichten leest, krijgt
een beetje het gevoel hem te kennen. Onzin, wellicht, al roepen de verhalen het
gelijk op van wie zo denkt: gedachten en herinneringen zijn er ‘precies groot
genoeg’, mensen (dieren) schuren er tegen elkaar aan zonder bij elkaar te raken
en stapelen verdriet op tot er snikken klinken die groter lijken dan het dier
zelf. Die extreme gevoeligheid voor mensen en stemmingen kleurt zo niet de
schrijver zelf, dan zeker het werk van Moeyaert — en krijgt hier vorm in rake
vaststellingen en observaties, neergeschreven in een zuivere, bijna poëtische
taal.
‘Kleine boekjes zijn snel uit,
zeggen ze,’ schrijft Bart Moeyaert op zijn website bij andermans boek.
‘Mathematisch gezien klopt dat. Maar de ervaring leert dat kleine boekjes juist
langzamer gelezen moeten worden. Lezen wordt dan savoureren.’ Een betere
leidraad voor dit werk van Moeyaert zelf kunnen wij niet bedenken. De gans en zijn broer was genomineerd
voor de Woutertje Pieterse Prijs 2014.
Amsterdam : Querido, 2014, 147
p., ill. ISBN 9789045117232
deze pagina printen of opslaan