15+ - Op 23 maart
2010 werd bekend dat David Almond de prestigieuze Hans Christian Andersen-Medal
- ook wel de Kleine Nobelprijs genoemd - voor zijn hele oeuvre is toegekend.
Het juryrapport roemt hem als 'a creator of magical realisme for children', die
met zijn unieke stem 'captures his young readers' imagination and motivates
them to read, to think and be critical'. Niet alleen door de inhoud, maar
vooral ook vanwege het verfijnde taalgebruik is zijn werk grensverleggend en
leeftijdloos.
Slangenkuil, de vertaling van het in 2008 verschenen Jackdaw
Summer, is daarvan opnieuw een rijkgeschakeerd voorbeeld, al heeft in dit
boek de verhouding tussen de bestaande wereld en de surreële werkelijkheid, die
in voorafgaande vertellingen als De schaduw
van Skellig, Het zwarte slik of Duister zo'n intrigerende
plaats inneemt, een minder prominente rol.
Slangenkuil is waarschijnlijk
Almonds hardste en meest realistische vertelling, het actueelst ook. Het
verhaal speelt zich af tijdens de periode van Bush en Blair, als de oorlog in
Irak zorgt voor diep verdeelde reacties, en bevat verwijzingen naar andere,
recente wereldbranden. Toch is het boek een echte Almond in die zin dat het
onder het spannende oppervlakteverhaal een van de essentieelste en
ingrijpendste vraagstukken van het bestaan blootlegt: het verwoestende geweld
dat deel uitmaakt van de menselijke natuur. Het gaat over het tijdloze beest in
ieder van ons, dat steeds weer de kop opsteekt en zorgt voor diepe
verscheurdheid tussen goed en kwaad, geluk en verdriet, leven en dood, bij
volwassenen én kinderen. 'In iedereen', staat ergens halverwege, 'sluimert
dicht onder de huid een moordenaar.' En elders zegt iemand: 'Misschien is dat
de reden waarom moord en doodslag bestaan. Omdat we erop kicken. Omdat die
behoefte diep in ons zit.'
Aan
het eind van het boek, zoals gewoonlijk bij Almond via een pijnlijke, maar
louterende confrontatie, merkt de hoofdpersoon, de veertienjarige Liam Lynch
(een omineuzere achternaam is nauwelijks mogelijk), dat hij in staat is te
doden. Met 'de Killer' in zijn hand, een oud snoeimes dat hij op de
beginpagina's bij het graven in de grond heeft gevonden, steekt hij toe op zijn
vroegere vriend en nu tegenstander Gordon Nattrass. Nee, het is geen spel, het
is werkelijkheid, het is oorlog. 'Het begint en eindigt met het mes' is de
eerste zin van het verhaal, dat in drie delen, tweemaal 'Toen' en eenmaal 'Nu',
vertelt wat er waarom is gebeurd dat het zo moest eindigen.
Dreigende straaljagers
Slangenkuil start
te midden van de vertrouwde Almond-locaties: een dorpje in de buurt van
Newcastle, in het ruwe landschap van 'ons afgelegen Northumberland', niet ver
van de Muur van Hadrianus en met een rijke (oorlogs)geschiedenis die diep in de
bodem ligt, waar Liam en zijn vriend Max door een jogger met een rode pet en
een steeds vooropvliegende kauw ? alsof het voorbestemd is ? geleid worden naar
de ruïne van een oude boerderij. Daar vinden ze een huilende baby in een
dekentje gewikkeld, met een jampot vol geld en een briefje ernaast: 'Zorg goed
voor haar als u blieft. Dit kind is een geschenk van God.' Terwijl oefenende
straaljagers steeds weer met donderend lawaai laag overvliegen -- en ze blijven
dat een boek lang doen: een voortdurende donkere ondertoon van dreiging en
agressie -- slaat bij Liam de verwarring toe. Hij vindt dat Max doet alsof hij
te snel volwassen wil worden, 'alsof hij nooit meer roekeloos wil doen.' Zelf
wil hij het liefst oorlogje spelen, maar hij merkt dat hij zich soms 'van alles
en iedereen verwijderd' voelt, waardoor hij meer dan vroeger naar zijn eigen
verleden kan kijken. 'Ik wil niet weer klein zijn. Maar tegelijkertijd wil ik
het ook weer wel. Ik wil weer zijn zoals ik vroeger was, ik wil zijn wie ik nu
ben en ik wil zijn wie ik later worden zal. Ik wil mezelf zijn en anders niet.
[...] Soms verdwijn ik zomaar uit mezelf. Soms is het alsof ik helemaal niet
meer op de wereld ben en niet eens besta. Soms kan ik amper denken. Mijn hoofd
gaat zijn eigen gang en de visioenen die opdoemen lijken zo levensecht.' Vooral
's nachts overvallen hem beelden en gedachten die verontrusten: 'Mijn dromen
zijn vol van oorlog, slangen, bloederige wonden, rampen en de dood. Ik heb
steeds het gevoel dat er bloed over mijn vel sijpelt.' Zijn moeder, een
kunstenares die regelmatig exposeert, maakt close-upfoto's van haar zoons ruwe
en beschadigde huid, die ze opblaast tot abstracte kunstwerken. 'Ze
fotografeert alles wat dood is en alles wat leeft en alles wat nooit levend is
geweest.'
De baby wordt een tijdlang in een
pleeggezin ondergebracht (en later door de ouders van Liam geadopteerd), waar
hij kennismaakt met Oliver, een jonge, zwarte asielzoeker die gevlucht is uit
de hel van de genocide in Liberia, en Crystal, die al jong haar ouders en zusje
heeft verloren bij een brand, allebei ernstig gelittekende tieners, met wie hij
een band krijgt. Gordon Nattrass daagt hem uit met steeds gewelddadiger
'spelletjes', onder andere met een echte slangenkuil, en het gaat zelfs zo ver
dat hij met behulp van op internet geplukte executie- en onthoofdingsfilmpjes
zelfgemaakte moord-en-doodslagvideo's maakt, die in de galerie concurreren met
het werk van Liams moeder.
Het verhaal voert naar een climax als Oliver en Crystal
weglopen, en met Liam (samen met de kauw en het snoeimes) een vluchtpoging
ondernemen naar 'het einde van de wereld', om aan de werkelijkheid en vooral
ook zichzelf te ontkomen: Oliver aan zijn ervaringen als kindsoldaat in Afrika
en zijn angst teruggestuurd te worden, en de zelfmutilerende Crystal aan haar
brandwonden en de littekens van haar verleden in pleegtehuizen. In De grot van
Kane, waarin, voor wie dat wil, Cain ? Kaïn ? doorklinkt, een diepe kloof in
het oeroude landschap vol verborgen verledens, waar Liam vroeger een soort
'tijdcapsule' met een noodvoorraad 'voor als er oorlog kwam of de pest uitbrak'
en een 'logboek voor de laatste dagen' heeft begraven, komt hij tegenover
Nattrass te staan. Met de Killer in de hand. En dan blijkt dat doden geen
kwestie van spel of magie is, maar een volkomen natuurlijk iets.
Schrijven met een scalpel
Almond exploreert in Slangenkuil
de natuur van het slechte, en laat zien hoe het goede in mensen door
omstandigheden bijna vanzelfsprekend in het kwade kan verkeren. Heel
overtuigend doet hij dat door op verschillende manieren op het begrip
'inprenting' te variëren: in hoeverre zijn wij, zoals de dieren,
(voor)geprogrammeerde wezens die zich op een bepaalde manier gedragen alsof dat
van binnenuit een instinctief gegeven is. Deze zomer van Liam, waarin hij als
een slang zijn kinderhuid aflegt, is gevuld met de vernietigende kracht van
geweld, strijd en dood.
Het boek roept herinneringen op
aan Willam Goldings The Lord of the Flies, de klassieker waarin kinderen
primitieve wilden worden, en vernietiging en ondergang nauwelijks enige hoop
toelaten. Dat laatste biedt Almond wel, want het slot van zijn drama is hard,
maar niet illusie- en hopeloos: 'We moeten de engel' ? ook nu weer een Skellig-beeld
dat enkele malen aan het verhaal een wat mythische klankkleur geeft ? 'in ons
helpen om sterker te zijn dan de duivel.' Deze zin laat overigens ook zien dat
Almond, -- en dat komt vaker voor in zijn werk -- soms al te expliciet is in
uitspraken die naast de treffende beelden dubbelop zijn. Maar daar staat
tegenover dat veel in dit verhaal grote indruk maakt, en Liam een echt
Almond-figuur is, van wie Crystal zegt: 'Jij bent er een van de wildernis,
Liam. Jij bent een dromer.' Dat heeft hij gemeen met andere personages, zoals
Michael in De schaduw van Skellig, Joe uit Tijgerhart, of Bobby
uit De vuurvreter.
Heel opmerkelijk ook hoe subtiel
Almond, die soms lijkt te schrijven met een scalpel om wat moeilijk te
identificeren is vlijmscherp zichtbaar te krijgen, het verband legt tussen
kunst, spel, angst, dood en literatuur, waarbij het vertellen, het schrijven,
een uitweg, een catharsis kan bieden. In de Telegraph (25.10.2008) zegt
hij daarover, en over zijn eigen jeugd: 'We would kill each other and the kids
who died in the most agony won the game. I think a lot of play and art is about
expressing our darkest fears and dreads, but also about controlling them. The
act of storytelling is about that, too. Without narrative, they become Hell. A
story may have been to Hell but it comes out and has a shape. Story is al kind
of redemption.'
Het is die voelbare verlossing
die de boeken van Almond zo onontkoombaar maakt voor jong en oud. En waarvoor
hij nu terecht de hoogste literaire onderscheiding heeft gekregen.
David Almond: Slangenkuil,
Querido, Amsterdam 2010, 181 p. ISBN 9789045110783. Vertaling van Jackdaw
summer door Annelies Jorna.
Distributie Standaard Uitgeverij
Oorspronkelijk verschenen in De Leeswelp 2010
deze pagina printen of opslaan