Ruim twintig jaar geleden werd de Vlaamse
illustratiekunst uitgevonden. Uitgevonden, jawel, want een traditie in de
kinderboekillustratie zoals bijvoorbeeld Nederland ze kent, hebben we hier
niet. Op creatief vlak was het in de jaren zeventig en tachtig armoe troef en
men had ook weinig oog voor inventief tekentalent. Maar vanaf de jaren negentig
ontpopte Vlaanderen zich tot een illustratieland met internationale faam. De
eigenzinnigheid van een aantal illustratoren, met hun zin voor
onafhankelijkheid en hun voorkeur voor grafisch vrije vormen, bracht een
kwaliteit van grote allure voort en vestigde Vlaanderens reputatie. Een van hen
is Goele Dewanckel. Zij is de maker van een relatief klein oeuvre dat een
opmerkelijke plaats inneemt onder de Vlaamse experimentelen. Ze werkt
rustig en gestaag aan een oeuvre van geïllustreerde verhalen, prentenboeken
voor kleuters, kinderen en volwassenen, en andere verrassende
grafisch-literaire exploraties. Haar recentste boek, Baci, is een
woordloos verhaal over de kus, dat dit voorjaar verschenen is bij de Italiaanse
uitgeverij Orecchio Acerbo. Goele Dewanckel is een internationaal hooglijk
gewaardeerd illustrator, die nu in het buitenland, vooral Frankrijk,
publiceert. Bij ons is er al bijna tien jaar niets meer van haar verschenen.
Als je Zeven
kleuren bitter (met Guillaume Guéraud, 2004), haar laatste
prentenboek dat in het Nederlands werd vertaald, weerbarstig zou kunnen noemen
voor jonge kinderen vanwege het thema (verlies, dood), het poëtisch gehalte en de
hoge densiteit van prenten en tekst, dan laat Au Pays de Titus (met
Claudine Galea, Rouergue, 2008) zien hoe Dewanckel de rijkdom van haar
beeldtaal onverminderd inzet in een poëtisch verhaal dat uitstekend voor
kleuters vanaf een jaar of vijf werkt. Au Pays de Titus gaat over een
zwijgzaam jongetje, dat helemaal in zijn eigen rijke gedachtewereld leeft. De
volwassenen zijn ongeduldig, zenuwachtig, worden gaandeweg radeloos en boos… Ze
kunnen de wereld van Titus niet begrijpen. Is er iets mis met dat enigmatische
jongetje, of is hij gewoon een stil en gesloten kind? Galea werkt het gegeven
op een intrigerende manier uit. Haar tekst is open en toch erg concreet, met
mooie, poëtische toetsen. Dewanckel heeft de symboliek van de twee werelden die
geen raakpunt vinden, uitgewerkt in de verschillende facetten van haar prenten
en in de opmaak van het boek. Visueel onmiskenbaar zijn de contrasten tussen de
zachte, kleurige wereld van Titus en de harde donkere lijnen die de
volwassenenwereld kenmerken. Je ziet, hoort en voelt de onoverbrugbare afstand.
Titus’ wereld baadt in licht en ruimte, de mensen in de buitenwereld vullen de
bladzijden overmatig, zijn donker, hard, druk, ontoegankelijk… Ze laten geen
ruimte voor Titus over. De grafisch uitgewerkte tekst vult functioneel de
bladzijden: zo begeleidt één enkele tekstregel een massa indringend kijkende
ogen en maskers met de woorden: ‘Les Grands donnent toujours des ordres’,
waarop op de volgende pagina de ‘ordres’ aanzwellen. De tekst expandeert, wint
het van het beeld en neemt vervolgens de bladzijden integraal in. Titus blijft
uiterlijk onbewogen. Dewanckel voert met botsende emoties de intensiteit van
het boek tot een gedurfde hoogte op. De opeenvolging van prenten, beginnend met
een sereen gezicht in kleur van een vrouw, (het enige mooi en zacht
geschilderde gezicht van een volwassene, want: ‘Je fais lentement le tour du
visage de maman avec mes lèvres.’), wordt gevolgd door een minimalistische
bladzijde waarop Titus de erwtjes op zijn bord telt. En dan is het hek van de
dam: de volgende dubbele bladzijde is boos gevuld met enorme bloedrode letters:
‘ça suffit, Titus’. Op de bladzijden daarna escaleert de boosheid, in zwarte
letters nu op een rode achtergrond: ‘Tu te moques de nous’ — uitroeptekens zijn
hierbij overbodig, de schreeuw zit in de paginaopmaak.
Het aandeel van Dewanckel in het
verhaal is niet te overschatten. Ze bepaalt door de karakterisering van de
personages en door haar grafische keuzes niet enkel de sfeer en het aanzicht,
maar ook in grote mate de inhoud. Tegenover de toenemende boosheid en
frustratie van de buitenwereld om Titus’ inertie, die ze zichtbaar maakt in een
kakofonie van gitzwarte woorden die elkaar overroepen, stelt ze een parallel
beeld: de gedachtewereld van Titus is, anders dan je van zijn serene uiterlijk
afleest, als een mierenhoop. De beestjes, in een agressief rood en zwart,
krioelen door elkaar en scheppen een even neurotisch aandoend tafereel als dat
van de schreeuwende buitenwereld. Eén enkele keer krijgen we deze inkijk in
Titus’ hoofd, voor de rest associeer je hem met rust en stilte. Of toch niet?
Het mathematisch uitleggen van de erwtjes in plaats van ze lekker op te eten,
is dat misschien een poging om grip te krijgen op de chaos in zijn hoofd? Deze
bladzijde is zowel in grafisch opzicht als inhoudelijk een knappe uitdieping.
De grote dubbele pagina die op een enkele lijn na leeg is, creëert een gillende
stilte rond Titus’ noodsignaal, waarvan je als een SOS-bericht in morse, de
code moet kennen. Dat beeld maakt zijn karakter complexer, laat zijn weerloosheid en onbereikbaarheid zien.
Dewanckels prentkunst genereert zo een erg krachtige synergie. De intuïtie
wordt er direct door aangesproken. Ook zonder woorden ontwikkelt zich een
verhaal waarin schijnbare rust onder grote spanning staat.
Eerder maakten Goele Dewanckel en Claudine Galea samen Sans
toi (Rouergue, 2005). Ze vormen samen een uniek team, want Galea schrijft
precies het soort teksten waarbij Dewanckel de veelzijdigheid en de rijkdom van
haar werk ten volle kan uitspelen. Ze geven vanuit een klein anekdotisch
gegeven, zonder interpretatiedwang steeds opening naar een grotere,
universelere emotie. En emotie is Dewanckels grote fort.
Sans toi is een bijzonder boek. Van de openingszin:
‘Sans mon doudou je suis perdu’ tot de slotregel: ‘Sans toi ni toi ni toi, a
dit papa, je n’étais plus moi.’ ligt een aaneenschakeling van situaties waarbij
de implicaties van een klein of groot gemis worden vastgesteld. De afwezigheid
van de vader, zo realiseer je je op de laatste pagina, is de oorzaak van een
opeenvolging van stille dagen, beelden zonder tekst, waarin emoties de
boventoon voeren: leegte, pijn, wachten… Melancholische tot ronduit donkere
beelden, waarin kleur ontbreekt, met harde lijnen en ongenadige contrasten.
Vervolgens een witte bladzijde… er gebeurt iets: wachten wordt verwachten, de
familie verzamelt om de vader te verwelkomen.
Het intrigerende aan dit boek is dat na de openingszin
aanvankelijk eerst alleen maar prenten volgen; de tekst is daarachter
samengezet op twee overliggende pagina’s. Door de tekstloze prenten is het
geheel aan de lezer om het verhaal te zoeken; je ziet in de opeenvolging wel
een ontwikkeling, maar er is geen echte leidraad. Dan komt de tekst, die
gedeeltelijk op de voorafgaande prenten te betrekken is. Dat vraagt dus een
nieuwe lectuur van de beelden, waardoor de eerste interpretatie allicht wordt
bijgestuurd. Dat brengt je een stap dichter bij een mogelijke afronding, zij
het nog steeds een voorlopige, want de sleutel krijg je pas op de laatste
pagina.
Het effect van deze
structuurkeuze is onverwacht groot en veel heeft te maken met de impact van
Dewanckels beelden. Je kunt er niet aan voorbij, ze laten je niet toe om snel
door te bladeren naar het vervolg van het geschreven verhaal. De prenten houden
het oog vast en ze zijn in hun opeenvolging enigszins ontregelend, want wat
hebben een beschroomd naakt meisje, een kapotte knie, een kamer ondersteboven,
een vrouw die opstaat uit een kist… met elkaar te maken? Met deze variatie van
beelden zonder context zie je als lezer grief in verschillende gradaties, in
situaties die je niet aan elkaar kunt vastknopen. Dat intensiveert het ongemak,
maar het slot werkt bevrijdend en gerustgesteld beaam je dat ook kleine dingen
zwaar kunnen wegen wanneer je iemand erg mist. In Sans toi komt het
beeld voor de tekst, gevoel en inleving gaan aan het verstandelijk begrijpen
van het verhaal vooraf.
Kinderboeken waarin op een dergelijke manier met vorm en
structuur wordt gewerkt, zijn zeldzaam. Wat Sans toi een écht
leeftijdloos boek maakt, is dat het een compleet verhaal biedt voor de jongsten
(pakweg vanaf een jaar of vijf), dat ook op dit niveau niet dichtgeschreven
c.q. geïllustreerd is, maar diverse invulmogelijkheden laat aan het jonge kind.
En het mooie is dat elke lezer, los van zijn
leeservaring of leeftijd, eerst —argeloos als een kind — door de emotionele
laag geleid wordt, het niveau waar tekstgerichte lezers vaak aan voorbij gaan,
en dat pas in tweede instantie tekst en structuur de emoties een kader en een
context geven.
‘Prentenboeken voor elke leeftijd’, het is een
promotielabel geworden van uitgevers in Vlaanderen, die hiermee een tiental
jaren geleden een nieuwe markt aanboorden. De — relatieve — nieuwigheid hiervan
sloeg aan en trok de aandacht van de literaire kritiek. Prentenboeken met
opvallend volwassen teksten en kunstzinnige illustraties verschenen met
regelmaat en werden min of meer de norm. Maar talloze prentenboeken ‘voor elke
leeftijd’ zijn bij een loutere toepassing van een procedé gebleven, waarbij
teksten en illustraties van ongelijke kwaliteit het literaire niveau van het
geheel in gevaar brengen. De creatieve omgang met het concept is de verdienste
van enkelen. De auteurs die een literaire meerwaarde halen uit een inventief
samenspel van tekst en beeld, kun je op één hand tellen. Met Claudine Galea
werkt Goele Dewanckel aan een verhalende kunstvorm waarbij taal en beeld
voorbij de eigen grenzen worden opgerekt en toevoegen aan elkaars narratieve
raffinement.
Dewanckel heeft zich nooit laten
sturen door doelgroepen, noch door genres. Wie zich op voorhand tot een
welbepaalde vorm en een welbepaald publiek bekent, perkt namelijk zijn
mogelijkheden in. Dat ze met prentenboeken haar naam heeft gevestigd, ligt
allicht hieraan dat in die periode in Vlaanderen het literaire prentenboek
zowat een vrijplaats was voor het grafische experiment. Het kinderboek legt
haar ook vandaag, op een boekenmarkt waar kunstzinnigheid aan banden wordt
gelegd ten voordele van voorspelbaarheid in de verkoop, geen beperkingen op.
Want waarin verschillen Au Pays de Titus of Sans toi in grafisch
opzicht van het op een volwassenenpubliek gerichte Morphoses? Morphoses
is opnieuw een project met Claudine Galea dat als vertrekpunt diende voor
een choreografie, een intensief samenspel tussen tekst en beeld rondom het
begrip mannelijk-vrouwelijk. Op de handen die op de binnenflap getekend zijn,
en de ineengeschoven gezichten op de achterflap (man en vrouw? Twee vrouwen?),
wordt in het boek eindeloos gevarieerd in licht nuancerende beelden, die
simultane betekenissen oproepen. Dewanckel en Galea laten hun persoonlijke
vertelling versmelten in een nieuwe uitdrukkingsvorm, zoals er ook nieuwe
identiteiten ontstaan wanneer de man-vrouwtegenstelling opgeheven wordt. Beeld
en tegenbeeld, verschillende tekstsoorten en verschillende grafische
technieken, geven vorm aan een oneindige uitwisseling, die voortdurend leidt
tot nieuwe mogelijkheden.
Dewanckel brengt boek
na boek telkens opnieuw herdachte vormen van verhalen die de genres
overschrijden. Ze kiest haar thema’s en tekstschrijvers met zorg, weegt haar
opties nauwgezet af en neemt de tijd om haar project af te ronden. Dan pas
zoekt ze een uitgever. In Claudine Galea heeft ze een schrijfster gevonden met
wie ze de tekst-beeldsymbiose waar kan maken waar ze in elk boek naar zoekt. En
vervolgens zet ze een stap verder. In Baci ziet ze af van een geschreven
verhaal en toont ze haar narratieve kwaliteiten in een woordloze exploratie van
de kus.
Eén
zinnetje slechts in dit boek, het leidmotief: ‘Ogni bacio una rivoluzione’
(‘elke kus een revolutie’). Het was de slogan van de gay parade in Rome in
2010, maar de kus van Dewanckel heeft meer dan één verhaal te vertellen. In een
ware explosie van kleuren en grafische technieken presenteert ze de
vriendschapskus, de vaderlijke kus, de liefdeskus, jonge en oude liefde… Er
worden kussen gedeeld tussen jongen en meisje, man en vrouw, twee jongens, twee
meisjes… Maar er is ook een onverwachte galactische confrontatie van zon en
maan (zie de coverillustratie van dit tijdschrift), of de romantische
ontmoeting van dieren van dezelfde of verschillende soort. En meer dan eens
gaat het om een uitgestelde kus in het schroomvallige verlangen ernaar, of in
een gevaarlijk spel van verlokking. Eerder dan naar monden die elkaar zoeken,
wordt je blik getrokken naar ogen en handen. De verbondenheid van de mogelijke en
onmogelijke partners wordt bezegeld door de neigende of verstrengelde lichamen
en door het kader waarin ze zich bevinden: de kus wordt gedragen door de
omgeving. Elke prent drukt eenheid uit, al is het een dubieuze, zoals in de
botsende werelden van zon en maan. Ook de olifant doet het onmogelijke voor een
kus op maat aan zijn liefhebbende eekhoorn, hoewel ik vrees dat deze liefde
verpletterend zou kunnen zijn.
De opbouw en uitwerking van een aantal prenten, en vooral
van de twee verstrengelde leeuwen, doet me denken aan de
vroegnegentiende-eeuwse prenten van dieren in hun habitat van de kunstschilder
en natuuronderzoeker Audubon: in uitdrukkelijke stilering zoeken ze naar
levensgetrouwheid.
De symboolwaarde van de beelden
is groot. Een meisje is harmonieus verstrengeld met een zwaan, die onder meer
verbonden wordt met de Griekse godin Aphrodite en het symbool is van
vrouwelijke schoonheid, liefde, zuiverheid, vruchtbaarheid en trouw. Ook aan
het Eros en Thanatos-motief kun je niet voorbij in de speels aandoende
dodendans van Magere Hein en het meisje.
Eenvoudige composities, lege achtergronden zonder enige
franje of decor, waartegen de karakters ten volle hun betekenis konden krijgen,
waren tot nu toe een vaste waarde in Dewanckels beeldtaal, maar de prenten in Baci
zitten letterlijk barstensvol. Het omslag is een afneembaar wikkel waarbij op
voor- en achterzijde de kus de verbinding maakt tussen jeugd en ouderdom, leven
en dood. Het wikkel opent het boek in zijn hele narratieve rijkdom van latente
betekenissen en expressievormen, maar het vertellen van de verhalen behoort
volledig aan de lezer toe.
Momenteel werkt
Dewanckel aan twee boeken: Maman Louve in samenwerking met Laetitia
Bourget en La poupée de mr Silence met Caroline Lamarche. Daarnaast
werkt ze ook aan een project dat voorlopig nog onbenoembaar is: wordt het een
graphic novel? Een beeldessay? Tien jaar geleden kwam de creatieve stimulans
voor nieuwe narratieve uitdrukkingsvormen uit de kinderliteratuur. Vandaag zijn
de mogelijkheden daar stevig ingeperkt voor auteurs die te weinig aan het
verwachtingspatroon beantwoorden. Maar langs het marktgerichte aanbod heen van
deze uitgevers die eens durf en oog voor kwaliteit toonden, komen er tekenaars
aan de bak die vaak kiezen voor hybride vormen waarin woord en beeld een
volwassen dialoog aangaan. Hun werk verschijnt vooral in de kwaliteitsfondsen
van stripuitgevers, maar ook de literaire uitgeverijen zijn alert. Laten we
maar van ‘graphic novels’ spreken, als we deze mengvormen van literatuur en
grafische kunst dan toch moeten omschrijven. De grenzen van dat genre liggen
niet vast en een sluitende definitie kun je er niet aan geven. De graphic
novel kenmerkt zich precies door de vrijheid van zijn auteurs in de keuze van
hun expressievormen. De graphic novel floreert omdat hij zich aan de
beperkingen van de geschreven literatuur en van het traditionele beeldverhaal
onttrekt.
Die
evolutie bevestigt de grote waarde van Dewanckels baanbrekende werk eens te
meer. In een oeuvre dat zonder meer eminent genoemd mag worden, verlegt ze
gestaag haar eigen grenzen en, in het gezelschap van geestgenoten, de grenzen
van de illustratiekunst. Met een enkele lijn die boekdelen spreekt, of met eclatant
verbeeldende prenten, Goele Dewanckel maakt het
onzegbare zichtbaar en voelbaar.
Goele Dewanckel: Baci,
Orecchio Acerbo Rome, 2013, [32] p., ill. ISBN 9788896806289
Claudine
Galea, Goele Dewanckel (ill.): Au Pays de Titus, Rouergue Rodez, 2008,
[49] p., ill. ISBN 9782841569373
Claudine Galea, Goele Dewanckel
(ill.): Morphoses, Rouergue Rodez, 2006, ill. ISBN 9782841567553 Claudine Galea, Goele Dewanckel (ill.): Sans toi, Rouergue Rodez,
2005, [45] p., ill. ISBN 9782841566815
Claudine Lamarche, Goele
Dewanckel (ill.): Le Phoque, Rouergue Rodez, 2008 [32]p. ISBN
9782841569441
Oorspronkelijk
verschenen in De Leeswelp 2013, nr. 6
deze pagina printen of opslaan